Vertaling van koppel
stel
koppel
tweetal
duo {zn.}
stel
koppel
tweetal
span
stelletje
duo {zn.}
koppelriem
draagriem {zn.}
koppelen {ww.}
ik koppel
jij koppelt
hij/zij/het koppelt
ik schakel
jij schakelt
hij/zij/het schakelt
» meer vervoegingen van schakelen
ik koppel
jij koppelt
hij/zij/het koppelt
ik koppel
jij koppelt
hij/zij/het koppelt
» meer vervoegingen van koppelen
koppelen van elektrische circuits {ww.}
ik koppel
jij koppelt
hij/zij/het koppelt
ik koppel
jij koppelt
hij/zij/het koppelt
» meer vervoegingen van koppelen
ik koppel
jij koppelt
hij/zij/het koppelt
ik koppel
jij koppelt
hij/zij/het koppelt
» meer vervoegingen van koppelen
koppel
tweetal {zn.}
samenkoppelen {ww.}
ik koppel
jij koppelt
hij/zij/het koppelt
ik koppel
jij koppelt
hij/zij/het koppelt
» meer vervoegingen van koppelen
schakelen {ww.}
ik koppel
jij koppelt
hij/zij/het koppelt
ik koppel
jij koppelt
hij/zij/het koppelt
» meer vervoegingen van koppelen
ik koppel
jij koppelt
hij/zij/het koppelt
ik koppel
jij koppelt
hij/zij/het koppelt
» meer vervoegingen van koppelen