Vertaling van schakelen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
schakelen, koppelen {ww.}
schakelen
koppelen {ww.}

ik koppel
jij koppelt
hij/zij/het koppelt

ik schakel
jij schakelt
hij/zij/het schakelt
» meer vervoegingen van schakelen

schakelen {ww.}
schakelen {ww.}

ik schakel
jij schakelt
hij/zij/het schakelt

ik schakel
jij schakelt
hij/zij/het schakelt
» meer vervoegingen van schakelen

inschakelen, schakelen, aandraaien, aansteken, aandoen {ww.}
inschakelen
schakelen
aandraaien
aansteken
aandoen {ww.}

ik doe aan
jij doet aan
hij/zij/het doet aan

ik schakel in
jij schakelt in
hij/zij/het schakelt in
» meer vervoegingen van inschakelen

schakelen {ww.}
schakelen {ww.}

ik schakel
jij schakelt
hij/zij/het schakelt

ik schakel
jij schakelt
hij/zij/het schakelt
» meer vervoegingen van schakelen

schakelen, koppelen {ww.}
schakelen
koppelen {ww.}

ik koppel
jij koppelt
hij/zij/het koppelt

ik schakel
jij schakelt
hij/zij/het schakelt
» meer vervoegingen van schakelen

schakelen {ww.}
schakelen {ww.}

ik schakel
jij schakelt
hij/zij/het schakelt

ik schakel
jij schakelt
hij/zij/het schakelt
» meer vervoegingen van schakelen



Gerelateerd aan schakelen

koppelen - inschakelen - aandraaien - aansteken - aandoenverbinden - arrangeren - bedienen - vissen