Vertaling van fabriceren
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
fabriceren {ww.}
fabriceren {ww.}
ik fabriceer
jij fabriceert
hij/zij/het fabriceert
ik fabriceer
jij fabriceert
hij/zij/het fabriceert
» meer vervoegingen van fabriceren
maken, vervaardigen, aanmaken, fabriceren {ww.}
maken
vervaardigen
aanmaken
fabriceren {ww.}
vervaardigen
aanmaken
fabriceren {ww.}
ik maak aan
jij maakt aan
hij/zij/het maakt aan
ik maak
jij maakt
hij/zij/het maakt
» meer vervoegingen van maken
Buitenlanders maken me nieuwsgierig.
Buitenlanders maken me nieuwsgierig.
Kleren maken de man.
Kleren maken de man.
fabriceren {ww.}
fabriceren {ww.}
ik fabriceer
jij fabriceert
hij/zij/het fabriceert
ik fabriceer
jij fabriceert
hij/zij/het fabriceert
» meer vervoegingen van fabriceren
prutsen, peuteren, fabriceren, fabrieken, knutselen {ww.}
prutsen
peuteren
fabriceren
fabrieken
knutselen {ww.}
peuteren
fabriceren
fabrieken
knutselen {ww.}
ik fabriceer
jij fabriceert
hij/zij/het fabriceert
ik pruts
jij prutst
hij/zij/het prutst
» meer vervoegingen van prutsen