Vertaling van aanmaken

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
bereiden, voorbereiden, toebereiden, aanmaken {ww.}
bereiden
voorbereiden
toebereiden
aanmaken {ww.}

ik zal aanmaken
ik zou aanmaken
jij zult aanmaken

ik zal bereiden
ik zou bereiden
jij zult bereiden
» meer vervoegingen van bereiden

Je moet je voorbereiden op de toekomst.
Je moet je voorbereiden op de toekomst.
Je hoeft geen formele toespraak voor te bereiden.
Je hoeft geen formele toespraak voor te bereiden.
aanmaken {ww.}
aanmaken {ww.}

ik zal aanmaken
jij zult aanmaken
hij/zij/het zal aanmaken

ik zal aanmaken
jij zult aanmaken
hij/zij/het zal aanmaken
» meer vervoegingen van aanmaken

doen, maken, uitvoeren, uitrichten, uitbrengen, bedrijven, aanmaken {ww.}
doen
maken
uitvoeren
uitrichten
uitbrengen
bedrijven
aanmaken {ww.}

ik zal aanmaken
ik zou aanmaken
jij zult aanmaken

ik zal doen
ik zou doen
jij zult doen
» meer vervoegingen van doen

Beter niets doen, dan een fout te maken.
Beter niets doen, dan een fout te maken.
Je zorgen maken is als een schommelstoel; het geeft je iets te doen, maar je komt er nergens mee.
Je zorgen maken is als een schommelstoel; het geeft je iets te doen, maar je komt er nergens mee.
stoken, ontsteken, aansteken, doen ontbranden, aanmaken {ww.}
stoken
ontsteken
aansteken
doen ontbranden
aanmaken {ww.}

ik zal aanmaken
ik zou aanmaken
jij zult aanmaken

ik zal stoken
ik zou stoken
jij zult stoken
» meer vervoegingen van stoken

maken, vervaardigen, aanmaken, fabriceren {ww.}
maken
vervaardigen
aanmaken
fabriceren {ww.}

ik zal aanmaken
jij zult aanmaken
hij/zij/het zal aanmaken

ik zal maken
jij zult maken
hij/zij/het zal maken
» meer vervoegingen van maken

Buitenlanders maken me nieuwsgierig.
Buitenlanders maken me nieuwsgierig.
Kleren maken de man.
Kleren maken de man.
aanmaken {ww.}
aanmaken {ww.}

ik zal aanmaken
jij zult aanmaken
hij/zij/het zal aanmaken

ik zal aanmaken
jij zult aanmaken
hij/zij/het zal aanmaken
» meer vervoegingen van aanmaken

aanmaken {ww.}
aanmaken {ww.}

ik zal aanmaken
jij zult aanmaken
hij/zij/het zal aanmaken

ik zal aanmaken
jij zult aanmaken
hij/zij/het zal aanmaken
» meer vervoegingen van aanmaken

aansteken, aanmaken {ww.}
aansteken
aanmaken {ww.}

ik zal aanmaken
ik zou aanmaken
jij zult aanmaken

ik zal aansteken
ik zou aansteken
jij zult aansteken
» meer vervoegingen van aansteken