Vertaling van geschieden

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
gebeuren, voorkomen, geschieden, vóórkomen, voorvallen, aan de hand zijn {ww.}
gebeuren
voorkomen
geschieden
vóórkomen
voorvallen
aan de hand zijn {ww.}

hij/zij/het gebeurt
zij gebeuren
hij/zij/het geschiedt

hij/zij/het gebeurt
zij gebeuren
hij/zij/het gebeurt
» meer vervoegingen van gebeuren

Dat zal niet gebeuren.
Dat zal niet gebeuren.
Zoiets kan in Japan niet gebeuren.
Zoiets kan in Japan niet gebeuren.
gebeuren, omgaan, geschieden, afspelen, passeren {ww.}
gebeuren
omgaan
geschieden
afspelen
passeren {ww.}

ik speel af
jij speelt af
hij/zij/het speelt af

ik ga om
jij gaat om
hij/zij/het gaat om
» meer vervoegingen van omgaan

Ze kon niet omgaan met de angst.
Ze kon niet omgaan met de angst.
Kun jij omgaan met de manier waarop hij zich gedraagt?
Kun jij omgaan met de manier waarop hij zich gedraagt?
geworden, gebeuren, geschieden, overkomen {ww.}
geworden
gebeuren
geschieden
overkomen {ww.}

hij/zij/het gebeurt
zij gebeuren
hij/zij/het geschiedt

hij/zij/het gewordt
zij geworden
hij/zij/het gewordt
» meer vervoegingen van geworden

Jij bent het beste wat me ooit overkomen is.
Jij bent het beste wat me ooit overkomen is.
Hij is politieagent geworden.
Hij is politieagent geworden.


Gerelateerd aan geschieden

gebeuren - voorkomen - vóórkomen - voorvallen - aan de hand zijn - omgaan - afspelen - passeren - geworden - overkomenpasseren