Vertaling van gracht

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
sloot, groef, gracht, kuil, groeve, greppel {zn.}
sloot
groef
gracht
kuil
groeve
greppel {zn.}
Hij groef een gat.
Hij groef een gat.
Hij is in de gracht gevallen.
Hij is in de gracht gevallen.
gracht [m] (de ~) {zn.}
gracht [m] (de ~) {zn.}
wijk, vaart, gracht, kanaal [o] {zn.}
wijk
vaart
gracht
kanaal [o] {zn.}
Hij woont in deze wijk.
Hij woont in deze wijk.
Ik wijk voor niets
Ik wijk voor niets
gracht [m] (de ~) {zn.}
gracht [m] (de ~) {zn.}


Gerelateerd aan gracht

sloot - groef - kuil - groeve - greppel - wijk - vaart - kanaalkanaal - straat