Vertaling van grip

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
grip, aanklevingskracht, kleefkracht, adhesie [v] {zn.}
grip
aanklevingskracht
kleefkracht
adhesie [v] {zn.}
grip, wegcontact, adhesie [v], wegligging [v] (de ~) {zn.}
grip
wegcontact
adhesie [v]
wegligging [v] (de ~) {zn.}
greep [m] (de ~), houvast [o] (het ~), grip {zn.}
greep [m] (de ~)
houvast [o] (het ~)
grip {zn.}
Hij greep me bij mijn kraag.
Hij greep me bij mijn kraag.
De jongen greep de hond bij de staart.
De jongen greep de hond bij de staart.
greep [m] (de ~), handgreep [m] (de ~), grip [m] (de ~), handvat [o] (het ~) {zn.}
greep [m] (de ~)
handgreep [m] (de ~)
grip [m] (de ~)
handvat [o] (het ~) {zn.}
pak [m] (de ~), vat [m] (de ~), greep [m] (de ~), grip [m] (de ~) {zn.}
pak [m] (de ~)
vat [m] (de ~)
greep [m] (de ~)
grip [m] (de ~) {zn.}
Pak 'm.
Pak 'm.
Mooi pak.
Mooi pak.


Gerelateerd aan grip

aanklevingskracht - kleefkracht - adhesie - wegcontact - wegligging - greep - houvast - handgreep - handvat - pak - vatkracht - weggedrag - steun - onderdeel - wijze