Vertaling van heet
warm
warmpjes {bw.}
pittig
scherp {bn.}
pittig {bn.}
welig
heet
opgewonden {bn.}
heet
smoorheet
snikheet {bn.}
heten
uitmaken voor
benoemen {ww.}
ik benoem
jij benoemt
hij/zij/het benoemt
ik noem
jij noemt
hij/zij/het noemt
» meer vervoegingen van noemen
doorgaan
zich aanstellen
gelden {ww.}
ik ga door
jij gaat door
hij/zij/het gaat door
ik heet
jij heet
hij/zij/het heet
» meer vervoegingen van heten
heten {ww.}
ik heet
jij heet
hij/zij/het heet
ik heet
jij heet
hij/zij/het heet
» meer vervoegingen van heten
verklaren {ww.}
ik heet
jij heet
hij/zij/het heet
ik heet
jij heet
hij/zij/het heet
» meer vervoegingen van heten
ik heet
jij heet
hij/zij/het heet
ik heet
jij heet
hij/zij/het heet
» meer vervoegingen van heten
Voorbeelden in zinsverband
Ik heet Tanaka Itsjiro.
Ik heet Tanaka Itsjiro.
Hoe heet die vogel?
Hoe heet die vogel?
Ik heet Jack.
Ik heet Jack.
Hoe heet deze vogel?
Hoe heet deze vogel?
We hebben het heet.
We hebben het heet.
Het is te heet.
Het is te heet.
Het was heet gisteren.
Het was heet gisteren.
Ik heet Ivan.
Ik heet Ivan.
Het was heet gisteren.
Het was heet gisteren.
Het is heet vandaag.
Het is heet vandaag.
Het is te heet.
Het is te heet.
De soep is heet.
De soep is heet.
Hoe heet deze straat?
Hoe heet deze straat?
Ik heet Andrea.
Ik heet Andrea.
Het is hier erg heet.
Het is hier erg heet.