Vertaling van helpen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
helpen, ter zijde staan, bijstaan, assisteren {ww.}
helpen
ter zijde staan
bijstaan
assisteren {ww.}

ik assisteer
jij assisteert
hij/zij/het assisteert

ik help
jij helpt
hij/zij/het helpt
» meer vervoegingen van helpen

"Kan iemand mij helpen?" "Ik zal helpen."
"Kan iemand mij helpen?" "Ik zal helpen."
We zouden graag helpen.
We zouden graag helpen.
helpen, van nut zijn, baten {ww.}
helpen
van nut zijn
baten {ww.}

hij/zij/het baat
zij baten
ik help

hij/zij/het helpt
zij helpen
ik help
» meer vervoegingen van helpen

Kan ik helpen?
Kan ik helpen?
Kan iemand me helpen?
Kan iemand me helpen?
helpen, ter zijde staan, bijstaan, baten {ww.}
helpen
ter zijde staan
bijstaan
baten {ww.}

hij/zij/het baat
zij baten
ik sta bij

hij/zij/het helpt
zij helpen
ik help
» meer vervoegingen van helpen

Kunt u me helpen?
Kunt u me helpen?
helpen, van dienst zijn, bedienen, dienen {ww.}
helpen
van dienst zijn
bedienen
dienen {ww.}

ik bedien
jij bedient
hij/zij/het bedient

ik help
jij helpt
hij/zij/het helpt
» meer vervoegingen van helpen

Goedendag, waarmee kan ik u van dienst zijn?
Goedendag, waarmee kan ik u van dienst zijn?
helpen, bedienen {ww.}
helpen
bedienen {ww.}

ik bedien
jij bedient
hij/zij/het bedient

ik help
jij helpt
hij/zij/het helpt
» meer vervoegingen van helpen

helpen {ww.}
helpen {ww.}

ik help
jij helpt
hij/zij/het helpt

ik help
jij helpt
hij/zij/het helpt
» meer vervoegingen van helpen

helpen, uithalen {ww.}
helpen
uithalen {ww.}

ik help
jij helpt
hij/zij/het helpt

ik help
jij helpt
hij/zij/het helpt
» meer vervoegingen van helpen

Hij gaat je helpen.
Hij gaat je helpen.
Kom ons helpen.
Kom ons helpen.
helpen, gerieven {ww.}
helpen
gerieven {ww.}

ik gerief
jij gerieft
hij/zij/het gerieft

ik help
jij helpt
hij/zij/het helpt
» meer vervoegingen van helpen

helpen {ww.}
helpen {ww.}

ik help
jij helpt
hij/zij/het helpt

ik help
jij helpt
hij/zij/het helpt
» meer vervoegingen van helpen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

"Kan iemand mij helpen?" "Ik zal helpen."

"Kan iemand mij helpen?" "Ik zal helpen."

We zouden graag helpen.

We zouden graag helpen.

Kan ik helpen?

Kan ik helpen?

Kan iemand me helpen?

Kan iemand me helpen?

Kunt u me helpen?

Kunt u me helpen?

Wij konnen je helpen.

Wij konnen je helpen.

Kom me helpen.

Kom me helpen.

Kan je me helpen?

Kan je me helpen?

Hij gaat je helpen.

Hij gaat je helpen.

Kom ons helpen.

Kom ons helpen.

Zal je hen helpen?

Zal je hen helpen?

Kan ik u helpen?

Kan ik u helpen?

Kan ik u helpen?

Kan ik u helpen?

Taro, kun je mij helpen?

Taro, kun je mij helpen?

Ik moet mijn moeder helpen.

Ik moet mijn moeder helpen.