Vertaling van helpen
ter zijde staan
bijstaan
assisteren {ww.}
ik assisteer
jij assisteert
hij/zij/het assisteert
ik help
jij helpt
hij/zij/het helpt
» meer vervoegingen van helpen
van nut zijn
baten {ww.}
hij/zij/het baat
zij baten
ik help
hij/zij/het helpt
zij helpen
ik help
» meer vervoegingen van helpen
ter zijde staan
bijstaan
baten {ww.}
hij/zij/het baat
zij baten
ik sta bij
hij/zij/het helpt
zij helpen
ik help
» meer vervoegingen van helpen
van dienst zijn
bedienen
dienen {ww.}
ik bedien
jij bedient
hij/zij/het bedient
ik help
jij helpt
hij/zij/het helpt
» meer vervoegingen van helpen
bedienen {ww.}
ik bedien
jij bedient
hij/zij/het bedient
ik help
jij helpt
hij/zij/het helpt
» meer vervoegingen van helpen
ik help
jij helpt
hij/zij/het helpt
ik help
jij helpt
hij/zij/het helpt
» meer vervoegingen van helpen
uithalen {ww.}
ik help
jij helpt
hij/zij/het helpt
ik help
jij helpt
hij/zij/het helpt
» meer vervoegingen van helpen
gerieven {ww.}
ik gerief
jij gerieft
hij/zij/het gerieft
ik help
jij helpt
hij/zij/het helpt
» meer vervoegingen van helpen
ik help
jij helpt
hij/zij/het helpt
ik help
jij helpt
hij/zij/het helpt
» meer vervoegingen van helpen
Voorbeelden in zinsverband
"Kan iemand mij helpen?" "Ik zal helpen."
"Kan iemand mij helpen?" "Ik zal helpen."
We zouden graag helpen.
We zouden graag helpen.
Kan ik helpen?
Kan ik helpen?
Kan iemand me helpen?
Kan iemand me helpen?
Kunt u me helpen?
Kunt u me helpen?
Wij konnen je helpen.
Wij konnen je helpen.
Kom me helpen.
Kom me helpen.
Kan je me helpen?
Kan je me helpen?
Hij gaat je helpen.
Hij gaat je helpen.
Kom ons helpen.
Kom ons helpen.
Zal je hen helpen?
Zal je hen helpen?
Kan ik u helpen?
Kan ik u helpen?
Kan ik u helpen?
Kan ik u helpen?
Taro, kun je mij helpen?
Taro, kun je mij helpen?
Ik moet mijn moeder helpen.
Ik moet mijn moeder helpen.