Vertaling van dienen
strekken {ww.}
ik dien
jij dient
hij/zij/het dient
ik dien
jij dient
hij/zij/het dient
» meer vervoegingen van dienen
ik dien
jij dient
hij/zij/het dient
ik dien
jij dient
hij/zij/het dient
» meer vervoegingen van dienen
zullen
horen
behoren
dienen {ww.}
ik behoor
jij behoort
hij/zij/het behoort
ik moet
jij moet
hij/zij/het moet
» meer vervoegingen van moeten
van dienst zijn
bedienen
dienen {ww.}
ik bedien
jij bedient
hij/zij/het bedient
ik help
jij helpt
hij/zij/het helpt
» meer vervoegingen van helpen
ik dien
jij dient
hij/zij/het dient
ik dien
jij dient
hij/zij/het dient
» meer vervoegingen van dienen
ik dien
jij dient
hij/zij/het dient
ik dien
jij dient
hij/zij/het dient
» meer vervoegingen van dienen
dienen
fungeren {ww.}
ik dien
jij dient
hij/zij/het dient
ik figureer
jij figureert
hij/zij/het figureert
» meer vervoegingen van figureren
zullen
dienen {ww.}
ik dien
jij dient
hij/zij/het dient
ik moet
jij moet
hij/zij/het moet
» meer vervoegingen van moeten