Vertaling van zullen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
moeten, zullen, horen, behoren, dienen {ww.}
moeten
zullen
horen
behoren
dienen {ww.}

ik behoor
jij behoort
hij/zij/het behoort

ik moet
jij moet
hij/zij/het moet
» meer vervoegingen van moeten

Ze horen bij mij.
Ze horen bij mij.
Kun je me horen?
Kun je me horen?
gaan, zullen {ww.}
gaan
zullen {ww.}

ik ga
jij gaat
hij/zij/het gaat

ik ga
jij gaat
hij/zij/het gaat
» meer vervoegingen van gaan

Zullen we gaan zwemmen?
Zullen we gaan zwemmen?
Ze zullen nooit akkoord gaan.
Ze zullen nooit akkoord gaan.
zullen {ww.}
zullen {ww.}

ik zal
jij zult
hij/zij/het zal

ik zal
jij zult
hij/zij/het zal
» meer vervoegingen van zullen

Tulpen zullen snel bloeien.
Tulpen zullen snel bloeien.
We zullen zien.
We zullen zien.
moeten, zullen, dienen {ww.}
moeten
zullen
dienen {ww.}

ik dien
jij dient
hij/zij/het dient

ik moet
jij moet
hij/zij/het moet
» meer vervoegingen van moeten

Ze zullen me doden.
Ze zullen me doden.
Verraders zullen gedeporteerd worden.
Verraders zullen gedeporteerd worden.
willen, zullen {ww.}
willen
zullen {ww.}

ik wil
jij wil
hij/zij/het wil

ik wil
jij wil
hij/zij/het wil
» meer vervoegingen van willen

We willen volledige zinnen.
We willen volledige zinnen.
Zij willen rijk worden.
Zij willen rijk worden.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Tulpen zullen snel bloeien.

Tulpen zullen snel bloeien.

We zullen zien.

We zullen zien.

Ze zullen me doden.

Ze zullen me doden.

Zullen we gaan zwemmen?

Zullen we gaan zwemmen?

Verraders zullen gedeporteerd worden.

Verraders zullen gedeporteerd worden.

Altijd zullen we veranderen, altijd zullen we leren.

Altijd zullen we veranderen, altijd zullen we leren.

Je vrienden zullen je missen.

Je vrienden zullen je missen.

Je vrienden zullen je missen.

Je vrienden zullen je missen.

We zullen altijd vrienden zijn.

We zullen altijd vrienden zijn.

Ze zullen nooit akkoord gaan.

Ze zullen nooit akkoord gaan.

Waar zullen we vanavond eten?

Waar zullen we vanavond eten?

Vandaag zullen we thuis zijn.

Vandaag zullen we thuis zijn.

Wanneer zullen we er zijn?

Wanneer zullen we er zijn?

Wij zullen je helpen, goed?

Wij zullen je helpen, goed?

We zullen nooit opnieuw verliefd worden.

We zullen nooit opnieuw verliefd worden.


Gerelateerd aan zullen

moeten - horen - behoren - dienen - gaan - willenzijn