Vertaling van moeten
zullen
horen
behoren
dienen {ww.}
ik behoor
jij behoort
hij/zij/het behoort
ik moet
jij moet
hij/zij/het moet
» meer vervoegingen van moeten
ik moet
jij moet
hij/zij/het moet
ik moet
jij moet
hij/zij/het moet
» meer vervoegingen van moeten
zullen
dienen {ww.}
ik dien
jij dient
hij/zij/het dient
ik moet
jij moet
hij/zij/het moet
» meer vervoegingen van moeten
houden
mogen
believen
blieven
lusten {ww.}
ik belief
jij belieft
hij/zij/het belieft
ik moet
jij moet
hij/zij/het moet
» meer vervoegingen van moeten
ik moet
jij moet
hij/zij/het moet
ik moet
jij moet
hij/zij/het moet
» meer vervoegingen van moeten
willen
motten {ww.}
ik moet
jij moet
hij/zij/het moet
ik moet
jij moet
hij/zij/het moet
» meer vervoegingen van moeten
ik moet
jij moet
hij/zij/het moet
ik moet
jij moet
hij/zij/het moet
» meer vervoegingen van moeten
moeten {ww.}
ik heb
jij hebt
hij/zij/het heeft
ik heb
jij hebt
hij/zij/het heeft
» meer vervoegingen van hebben
Voorbeelden in zinsverband
Mensen moeten werken.
Mensen moeten werken.
We moeten hier weg.
We moeten hier weg.
Ze moeten vooraf betalen.
Ze moeten vooraf betalen.
We moeten gaan.
We moeten gaan.
We moeten ons verstoppen!
We moeten ons verstoppen!
Kinderen moeten spelen.
Kinderen moeten spelen.
Mannen moeten werken.
Mannen moeten werken.
We moeten vertrekken.
We moeten vertrekken.
Alle mensen moeten sterven.
Alle mensen moeten sterven.
We moeten snel handelen.
We moeten snel handelen.
Je zou moeten slapen.
Je zou moeten slapen.
Kinderen moeten hun ouders gehoorzamen.
Kinderen moeten hun ouders gehoorzamen.
We moeten de regels volgen.
We moeten de regels volgen.
Wij moeten naar school gaan.
Wij moeten naar school gaan.
De ouderen moeten gerespecteerd worden.
De ouderen moeten gerespecteerd worden.