Vertaling van joch

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
jongen [m] (de ~), jong [m] (het ~), jongetje, knul [m] (de ~), knaap [m] (de ~), joch [m] (de/het ~), gozer [m] (de ~), goof, boy [m] (de ~) {zn.}
jongen [m] (de ~)
jong [m] (het ~)
jongetje
knul [m] (de ~)
knaap [m] (de ~)
joch [m] (de/het ~)
gozer [m] (de ~)
goof
boy [m] (de ~) {zn.}
Het jongetje draagt een bril.
Het jongetje draagt een bril.
Tom ziet jong uit.
Tom ziet jong uit.


Gerelateerd aan joch

jongen - jong - jongetje - knul - knaap - gozer - goof - boyding