Vertaling van klein

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
klein, luttel, min {bn.}
klein
luttel
min {bn.}
klein {bn.}
klein {bn.}
klein, mineur- {bn.}
klein
mineur- {bn.}
klein, kleinzielig, kinderachtig {bn.}
klein
kleinzielig
kinderachtig {bn.}
klein, jong {bn.}
klein
jong {bn.}
klein {bn.}
klein {bn.}
klein {bn.}
klein {bn.}
vernederen, verootmoedigen, kleinmaken {ww.}
vernederen
verootmoedigen
kleinmaken {ww.}

ik maak klein
jij maakt klein
hij/zij/het maakt klein

ik verneder
jij vernedert
hij/zij/het vernedert
» meer vervoegingen van vernederen

Zij vindt het leuk mensen te vernederen.
Zij vindt het leuk mensen te vernederen.
kleinmaken, gruizelen {ww.}
kleinmaken
gruizelen {ww.}

ik gruizel
jij gruizelt
hij/zij/het gruizelt

ik maak klein
jij maakt klein
hij/zij/het maakt klein
» meer vervoegingen van kleinmaken

gering, kleinschalig, klein {bn.}
gering
kleinschalig
klein {bn.}
onderdanig, dociel, gedwee, handelbaar, onderworpen, volgzaam, klein {bn.}
onderdanig
dociel
gedwee
handelbaar
onderworpen
volgzaam
klein {bn.}
kleinmaken {ww.}
kleinmaken {ww.}

ik maak klein
jij maakt klein
hij/zij/het maakt klein

ik maak klein
jij maakt klein
hij/zij/het maakt klein
» meer vervoegingen van kleinmaken

kleinachten {ww.}
kleinachten {ww.}

ik acht klein
jij acht klein
hij/zij/het acht klein

ik acht klein
jij acht klein
hij/zij/het acht klein
» meer vervoegingen van kleinachten

bedwingen, onderwerpen, kleinkrijgen {ww.}
bedwingen
onderwerpen
kleinkrijgen {ww.}

ik bedwing
jij bedwingt
hij/zij/het bedwingt

ik bedwing
jij bedwingt
hij/zij/het bedwingt
» meer vervoegingen van bedwingen

Soms kan ik mijn emoties niet bedwingen.
Soms kan ik mijn emoties niet bedwingen.
Soms kan ik mijn emoties niet bedwingen.
Soms kan ik mijn emoties niet bedwingen.
kleinkrijgen, stukmaken, kleinmaken {ww.}
kleinkrijgen
stukmaken
kleinmaken {ww.}

ik krijg klein
jij krijgt klein
hij/zij/het krijgt klein

ik krijg klein
jij krijgt klein
hij/zij/het krijgt klein
» meer vervoegingen van kleinkrijgen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Mijn tuin is klein.

Mijn tuin is klein.

Dat boek is klein.

Dat boek is klein.

Het is te klein.

Het is te klein.

Nederland is een klein land.

Nederland is een klein land.

Dit is een klein boek.

Dit is een klein boek.

Je bent niet zo klein als ik.

Je bent niet zo klein als ik.

Je bent niet zo klein als ik.

Je bent niet zo klein als ik.

Mevrouw Klein geeft elke vrijdag een test.

Mevrouw Klein geeft elke vrijdag een test.

De wereld is een klein dorp.

De wereld is een klein dorp.

Mijn broer is klein maar sterk.

Mijn broer is klein maar sterk.

Deze hoed is te klein voor jou.

Deze hoed is te klein voor jou.

Je bent niet zo klein als ik.

Je bent niet zo klein als ik.

Een ongeluk zit in een klein hoekje.

Een ongeluk zit in een klein hoekje.

Ryoko heeft een schattig klein gezicht.

Ryoko heeft een schattig klein gezicht.

Het meisje is klein voor haar leeftijd.

Het meisje is klein voor haar leeftijd.