Vertaling van koorts

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
koorts [v] {zn.}
koorts [v] {zn.}
Tom heeft geen koorts.
Tom heeft geen koorts.
Je hebt geen koorts.
Je hebt geen koorts.
koorts [m] (de ~), temperatuur [v] (de ~) {zn.}
koorts [m] (de ~)
temperatuur [v] (de ~) {zn.}
Je hebt geen koorts.
Je hebt geen koorts.
Je hebt geen koorts.
Je hebt geen koorts.
honger [m] (de ~), dorst [m] (de ~), koorts, zucht [m] (de ~), begeerte [v] (de ~) {zn.}
honger [m] (de ~)
dorst [m] (de ~)
koorts
zucht [m] (de ~)
begeerte [v] (de ~) {zn.}
Hij zei dat hij honger had en voegde daaraan toe dat hij ook dorst had.
Hij zei dat hij honger had en voegde daaraan toe dat hij ook dorst had.
Ik heb dorst.
Ik heb dorst.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Tom heeft geen koorts.

Tom heeft geen koorts.

Je hebt geen koorts.

Je hebt geen koorts.

Je hebt geen koorts.

Je hebt geen koorts.

Je hebt geen koorts.

Je hebt geen koorts.

Heeft ze nog koorts?

Heeft ze nog koorts?

Heeft hij nog altijd koorts?

Heeft hij nog altijd koorts?

Tom ligt in bed met koorts.

Tom ligt in bed met koorts.

Ze ligt in bed met koorts.

Ze ligt in bed met koorts.

Je hebt een klein beetje koorts vandaag, is het niet?

Je hebt een klein beetje koorts vandaag, is het niet?


Gerelateerd aan koorts

temperatuur - honger - dorst - zucht - begeertelichaamstemperatuur - stoornis - verlangen