Vertaling van loten

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
loten {ww.}
loten {ww.}

ik loot
jij loot
hij/zij/het loot

ik loot
jij loot
hij/zij/het loot
» meer vervoegingen van loten

verloten, loten {ww.}
verloten
loten {ww.}

ik loot
jij loot
hij/zij/het loot

ik verloot
jij verloot
hij/zij/het verloot
» meer vervoegingen van verloten

loten {ww.}
loten {ww.}

ik loot
jij loot
hij/zij/het loot

ik loot
jij loot
hij/zij/het loot
» meer vervoegingen van loten

loten {ww.}
loten {ww.}

ik loot
jij loot
hij/zij/het loot

ik loot
jij loot
hij/zij/het loot
» meer vervoegingen van loten

lot (mv. loten), lotsbestemming [v], bestemming [v], voorland {zn.}
lot (mv. loten)
lotsbestemming [v]
bestemming [v]
voorland {zn.}
Boeken hebben hun lotsbestemming
Boeken hebben hun lotsbestemming
Liefde van het lot
Liefde van het lot
lot (mv. loten), noodlot {zn.}
lot (mv. loten)
noodlot {zn.}
Ik heb vandaag een afspraak met het lot.
Ik heb vandaag een afspraak met het lot.
Gelukkig is hij die tevreden is met zijn lot.
Gelukkig is hij die tevreden is met zijn lot.
lot (mv. loten), loterijlot {zn.}
lot (mv. loten)
loterijlot {zn.}
fortuin [o], lot (mv. loten), levenslot {zn.}
fortuin [o]
lot (mv. loten)
levenslot {zn.}
fortuin, fortuinlijkheid [v], lot (mv. loten) {zn.}
fortuin
fortuinlijkheid [v]
lot (mv. loten) {zn.}
lot [o] (het ~), lootje [o] (het ~), loterijbriefje [o] (het ~) {zn.}
lot [o] (het ~)
lootje [o] (het ~)
loterijbriefje [o] (het ~) {zn.}
Het is het lot van de mens om te lijden.
Het is het lot van de mens om te lijden.
Geen enkele berekening kan het lot overwinnen
Geen enkele berekening kan het lot overwinnen
lot [o] (het ~), poot [m] (de ~), groei [m] (de ~), telg [m] (de ~), rank [m] (de ~), schoot, uitloper [m] (de ~), spruit [m] (de ~), scheut [m] (de ~), afzetsel, loot [m] (de ~) {zn.}
lot [o] (het ~)
poot [m] (de ~)
groei [m] (de ~)
telg [m] (de ~)
rank [m] (de ~)
schoot
uitloper [m] (de ~)
spruit [m] (de ~)
scheut [m] (de ~)
afzetsel
loot [m] (de ~) {zn.}
fortuin [m] (de ~), lotsbeschikking [v] (de ~), lotsbestel, providentie, voorbeschikking, voorbestemming, voorzienigheid [v] (de ~), lot (mv. loten) [o] (het ~) {zn.}
fortuin [m] (de ~)
lotsbeschikking [v] (de ~)
lotsbestel
providentie
voorbeschikking
voorbestemming
voorzienigheid [v] (de ~)
lot (mv. loten) [o] (het ~) {zn.}
bestemming, destinatie [v] (de ~), levenslot, lotsbestemming [v] (de ~), lot (mv. loten) [o] (het ~) {zn.}
bestemming
destinatie [v] (de ~)
levenslot
lotsbestemming [v] (de ~)
lot (mv. loten) [o] (het ~) {zn.}