Vertaling van groei
accres
toename
gestalte
ontwikkeling
aangroei
aanwas {zn.}
wasdom
ontwikkeling {zn.}
plantengroei {zn.}
wasdom
rijping {zn.}
vegeteren {ww.}
ik groei
jij groeit
hij/zij/het groeit
ik groei
jij groeit
hij/zij/het groeit
» meer vervoegingen van groeien
aangroeien
stijgen
toenemen {ww.}
hij/zij/het groeit aan
zij groeien aan
ik groei
hij/zij/het groeit
zij groeien
ik groei
» meer vervoegingen van groeien
aangroeien
toenemen {ww.}
hij/zij/het groeit aan
zij groeien aan
ik groei
hij/zij/het groeit
zij groeien
ik groei
» meer vervoegingen van groeien
groeien
toenemen
wassen
aanwassen {ww.}
hij/zij/het wast aan
zij wassen aan
ik gedij
hij/zij/het gedijt
zij gedijen
ik gedij
» meer vervoegingen van gedijen
poot
groei
telg
rank
schoot
uitloper
spruit
scheut
afzetsel
loot {zn.}
groeien
vermeerderen {ww.}
ik groei
jij groeit
hij/zij/het groeit
ik meerder
jij meerdert
hij/zij/het meerdert
» meer vervoegingen van meerderen
groeien {ww.}
ik groei
jij groeit
hij/zij/het groeit
ik was
jij wast
hij/zij/het wast
» meer vervoegingen van wassen
groeien {ww.}
ik groei
jij groeit
hij/zij/het groeit
ik was
jij wast
hij/zij/het wast
» meer vervoegingen van wassen