Vertaling van groeien
vegeteren {ww.}
ik groei
jij groeit
hij/zij/het groeit
ik groei
jij groeit
hij/zij/het groeit
» meer vervoegingen van groeien
stijgen
toenemen
aangroeien {ww.}
hij/zij/het groeit aan
zij groeien aan
ik groei
hij/zij/het groeit
zij groeien
ik groei
» meer vervoegingen van groeien
toenemen
aangroeien {ww.}
hij/zij/het groeit aan
zij groeien aan
ik groei
hij/zij/het groeit
zij groeien
ik groei
» meer vervoegingen van groeien
vermeerderen
meerderen {ww.}
ik groei
jij groeit
hij/zij/het groeit
ik groei
jij groeit
hij/zij/het groeit
» meer vervoegingen van groeien
groeien
aanwassen
toenemen
gedijen {ww.}
hij/zij/het wast aan
zij wassen aan
ik gedij
hij/zij/het wast
zij wassen
ik was
» meer vervoegingen van wassen
groeien {ww.}
ik groei
jij groeit
hij/zij/het groeit
ik was
jij wast
hij/zij/het wast
» meer vervoegingen van wassen
groeien {ww.}
ik groei
jij groeit
hij/zij/het groeit
ik was
jij wast
hij/zij/het wast
» meer vervoegingen van wassen
Voorbeelden in zinsverband
Sinaasappels groeien in warme landen.
Sinaasappels groeien in warme landen.
Planten groeien snel na regen.
Planten groeien snel na regen.
Groeien voor het vaderland
Groeien voor het vaderland
Door eensgezindheid groeien kleine dingen", "Eendracht maakt macht
Door eensgezindheid groeien kleine dingen", "Eendracht maakt macht
De kleinen groeien door eendracht, de grootsten gaan ten onder door tweedracht
De kleinen groeien door eendracht, de grootsten gaan ten onder door tweedracht