Vertaling van merk

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
merk, zegel, merkteken {zn.}
merk
zegel
merkteken {zn.}
Audley is een Chinees merk.
Audley is een Chinees merk.
Ik ben laatst van merk tandpasta gewisseld.
Ik ben laatst van merk tandpasta gewisseld.
merk, stempel, cachet [o] {zn.}
merk
stempel
cachet [o] {zn.}
Welk merk heb je het liefst?
Welk merk heb je het liefst?
Merk op dat het maximum niet altijd bestaat.
Merk op dat het maximum niet altijd bestaat.
merk [o] (het ~), merkteken [o] (het ~) {zn.}
merk [o] (het ~)
merkteken [o] (het ~) {zn.}
Welk merk en kleur heeft de auto van de directeur?
Welk merk en kleur heeft de auto van de directeur?
merk [o] (het ~), trade-mark, merknaam [m] (de ~), handelsnaam, handelsmerk [o] (het ~), fabrieksmerk {zn.}
merk [o] (het ~)
trade-mark
merknaam [m] (de ~)
handelsnaam
handelsmerk [o] (het ~)
fabrieksmerk {zn.}
tekenen, merken {ww.}
tekenen
merken {ww.}

ik merk
jij merkt
hij/zij/het merkt

ik teken
jij tekent
hij/zij/het tekent
» meer vervoegingen van tekenen

De Japanse vlag tekenen is erg makkelijk.
De Japanse vlag tekenen is erg makkelijk.
Ik kan perfect een kaart van Brazilië tekenen.
Ik kan perfect een kaart van Brazilië tekenen.
merken, bemerken, waarnemen, vernemen, gewaar worden {ww.}
merken
bemerken
waarnemen
vernemen
gewaar worden {ww.}

ik bemerk
jij bemerkt
hij/zij/het bemerkt

ik merk
jij merkt
hij/zij/het merkt
» meer vervoegingen van merken

Het begin van je behoud is het bemerken van je fout
Het begin van je behoud is het bemerken van je fout
Ze heeft op alles en iedereen iets aan te merken.
Ze heeft op alles en iedereen iets aan te merken.
bemerken, merken, opmerken {ww.}
bemerken
merken
opmerken {ww.}

ik bemerk
jij bemerkt
hij/zij/het bemerkt

ik bemerk
jij bemerkt
hij/zij/het bemerkt
» meer vervoegingen van bemerken

aanduiden, aangeven, een teken geven, merken, kenmerken, tekenen {ww.}
aanduiden
aangeven
een teken geven
merken
kenmerken
tekenen {ww.}

ik duid aan
jij duidt aan
hij/zij/het duidt aan

ik duid aan
jij duidt aan
hij/zij/het duidt aan
» meer vervoegingen van aanduiden

merken, aftekenen, kenmerken, markeren {ww.}
merken
aftekenen
kenmerken
markeren {ww.}

ik teken af
jij tekent af
hij/zij/het tekent af

ik merk
jij merkt
hij/zij/het merkt
» meer vervoegingen van merken

bemerken, gewaarworden, merken {ww.}
bemerken
gewaarworden
merken {ww.}

ik bemerk
jij bemerkt
hij/zij/het bemerkt

ik bemerk
jij bemerkt
hij/zij/het bemerkt
» meer vervoegingen van bemerken



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Audley is een Chinees merk.

Audley is een Chinees merk.

Ik ben laatst van merk tandpasta gewisseld.

Ik ben laatst van merk tandpasta gewisseld.

Welk merk heb je het liefst?

Welk merk heb je het liefst?

Merk op dat het maximum niet altijd bestaat.

Merk op dat het maximum niet altijd bestaat.

Welk merk en kleur heeft de auto van de directeur?

Welk merk en kleur heeft de auto van de directeur?