Vertaling van plaag
Inhoud:
Nederlands
Nederlands
plaag {zn.}
plaag {zn.}
plaag {zn.}
plaag {zn.}
plaag , treiteraar, zuiger , plaagstok, sar, plaagal, pestkop , kwelgeest, kwelduivel , plaaggeest {zn.}
plaag
treiteraar
zuiger
plaagstok
sar
plaagal
pestkop
kwelgeest
kwelduivel
plaaggeest {zn.}
treiteraar
zuiger
plaagstok
sar
plaagal
pestkop
kwelgeest
kwelduivel
plaaggeest {zn.}
plaag {zn.}
plaag {zn.}
plagen {ww.}
plagen {ww.}
ik plaag
jij plaagt
hij/zij/het plaagt
ik plaag
jij plaagt
hij/zij/het plaagt
» meer vervoegingen van plagen
pesten, plagen {ww.}
pesten
plagen {ww.}
plagen {ww.}
ik pest
jij pest
hij/zij/het pest
ik pest
jij pest
hij/zij/het pest
» meer vervoegingen van pesten
hel , verschrikking , pest , plaag , inferno, gesel {zn.}
hel
verschrikking
pest
plaag
inferno
gesel {zn.}
verschrikking
pest
plaag
inferno
gesel {zn.}
De hel brak los.
De hel brak los.
Welkom in de hel!
Welkom in de hel!
plagen {ww.}
plagen {ww.}
ik plaag
jij plaagt
hij/zij/het plaagt
ik plaag
jij plaagt
hij/zij/het plaagt
» meer vervoegingen van plagen
geselen, martelen, pijnigen, teisteren, tormenteren, kwellen, plagen, afknijpen {ww.}
geselen
martelen
pijnigen
teisteren
tormenteren
kwellen
plagen
afknijpen {ww.}
martelen
pijnigen
teisteren
tormenteren
kwellen
plagen
afknijpen {ww.}
ik knijp af
jij knijpt af
hij/zij/het knijpt af
ik gesel
jij geselt
hij/zij/het geselt
» meer vervoegingen van geselen