Vertaling van hel

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
hel, luisterrijk {bn.}
hel
luisterrijk {bn.}
hel, helder, klaar, licht {bn.}
hel
helder
klaar
licht {bn.}
hel, onderwereld, inferno {zn.}
hel
onderwereld
inferno {zn.}
De hel brak los.
De hel brak los.
Welkom in de hel!
Welkom in de hel!
hel {zn.}
hel {zn.}
Waarschijnlijk brandt ze in de hel.
Waarschijnlijk brandt ze in de hel.
Het is gemakkelijk om in de hel af te dalen.
Het is gemakkelijk om in de hel af te dalen.
hel [m] (de ~), inferno [o] (het ~), hellevuur, hellepoel, Gehenna {zn.}
hel [m] (de ~)
inferno [o] (het ~)
hellevuur
hellepoel
Gehenna {zn.}
Hemel en hel bestaan alleen in het menselijk hart.
Hemel en hel bestaan alleen in het menselijk hart.
hel [m] (de ~), verschrikking [v] (de ~), pest [m] (de ~), plaag [m] (de ~), inferno, gesel [m] (de ~) {zn.}
hel [m] (de ~)
verschrikking [v] (de ~)
pest [m] (de ~)
plaag [m] (de ~)
inferno
gesel [m] (de ~) {zn.}
Tom kon nooit de verschrikking van de oorlog vergeten.
Tom kon nooit de verschrikking van de oorlog vergeten.
De pastoor zei dat Tom in de hel zal branden.
De pastoor zei dat Tom in de hel zal branden.
hel {zn.}
hel {zn.}
hellen, afhellen, glooien {ww.}
hellen
afhellen
glooien {ww.}

hij/zij/het helt af
zij hellen af
hij/zij/het glooit

hij/zij/het helt
zij hellen
hij/zij/het helt
» meer vervoegingen van hellen

aflopen, buigen, hellen, overhellen, zich bukken {ww.}
aflopen
buigen
hellen
overhellen
zich bukken {ww.}

ik loop af
jij loopt af
hij/zij/het loopt af

ik loop af
jij loopt af
hij/zij/het loopt af
» meer vervoegingen van aflopen

fel, hard, hel {bn.}
fel
hard
hel {bn.}
schel, hel {bn.}
schel
hel {bn.}
afhellen, aflopen, hellen {ww.}
afhellen
aflopen
hellen {ww.}

hij/zij/het helt af
zij hellen af
ik loop af

hij/zij/het loopt af
zij lopen af
ik loop af
» meer vervoegingen van aflopen

overhellen, hellen, neigen {ww.}
overhellen
hellen
neigen {ww.}

ik hel
jij helt
hij/zij/het helt

ik hel over
jij helt over
hij/zij/het helt over
» meer vervoegingen van overhellen

hellen {ww.}
hellen {ww.}

ik hel
jij helt
hij/zij/het helt

ik hel
jij helt
hij/zij/het helt
» meer vervoegingen van hellen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

De hel brak los.

De hel brak los.

Welkom in de hel!

Welkom in de hel!

Waarschijnlijk brandt ze in de hel.

Waarschijnlijk brandt ze in de hel.

Het is gemakkelijk om in de hel af te dalen.

Het is gemakkelijk om in de hel af te dalen.

Hemel en hel bestaan alleen in het menselijk hart.

Hemel en hel bestaan alleen in het menselijk hart.

De pastoor zei dat Tom in de hel zal branden.

De pastoor zei dat Tom in de hel zal branden.

De hel zal openbarsten als je vrouw dit te weten komt.

De hel zal openbarsten als je vrouw dit te weten komt.

Misschien is deze wereld wel de hel van een andere planeet.

Misschien is deze wereld wel de hel van een andere planeet.