Vertaling van klaar
helder
klaar
uitgesproken
zuiver {bn.}
helder
klaar
licht {bn.}
afgesloten
gereed
klaar {bn.}
helder
klaar {bw.}
afgelopen
gereed
klaar {bn.}
voltooien
klaren {ww.}
ik klaar
jij klaart
hij/zij/het klaart
ik volbreng
jij volbrengt
hij/zij/het volbrengt
» meer vervoegingen van volbrengen
inklaren {ww.}
ik klaar in
jij klaart in
hij/zij/het klaart in
ik klaar
jij klaart
hij/zij/het klaart
» meer vervoegingen van klaren
managen
rooien
koersen
klaren
fiksen
bolwerken
klaarspelen {ww.}
ik bolwerk
jij bolwerkt
hij/zij/het bolwerkt
ik lap
jij lapt
hij/zij/het lapt
» meer vervoegingen van lappen
ik klaar
jij klaart
hij/zij/het klaart
ik klaar
jij klaart
hij/zij/het klaart
» meer vervoegingen van klaren
Voorbeelden in zinsverband
Ik ben klaar.
Ik ben klaar.
Het ontbijt is klaar.
Het ontbijt is klaar.
Het eten is klaar.
Het eten is klaar.
Het avondeten is klaar.
Het avondeten is klaar.
Ik ben bijna klaar.
Ik ben bijna klaar.
Het avondeten is klaar.
Het avondeten is klaar.
Ben je klaar?
Ben je klaar?
Zijt ge allemaal klaar?
Zijt ge allemaal klaar?
De auto is klaar.
De auto is klaar.
Ik ben bijna klaar.
Ik ben bijna klaar.
Is het ontbijt klaar?
Is het ontbijt klaar?
Mijn huiswerk is eindelijk klaar.
Mijn huiswerk is eindelijk klaar.
Op je plaats, klaar, af!
Op je plaats, klaar, af!
Het avondeten is bijna klaar.
Het avondeten is bijna klaar.
Wanneer was je ermee klaar?
Wanneer was je ermee klaar?