Vertaling van splitsen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
splitsen {ww.}
splitsen {ww.}

ik splits
jij splitst
hij/zij/het splitst

ik splits
jij splitst
hij/zij/het splitst
» meer vervoegingen van splitsen

splitsen {ww.}
splitsen {ww.}

ik splits
jij splitst
hij/zij/het splitst

ik splits
jij splitst
hij/zij/het splitst
» meer vervoegingen van splitsen

splitsen {ww.}
splitsen {ww.}

ik splits
jij splitst
hij/zij/het splitst

ik splits
jij splitst
hij/zij/het splitst
» meer vervoegingen van splitsen

splitsen {ww.}
splitsen {ww.}

ik splits
jij splitst
hij/zij/het splitst

ik splits
jij splitst
hij/zij/het splitst
» meer vervoegingen van splitsen

delen, verdelen, opsplitsen, splitsen, afbreken {ww.}
delen
verdelen
opsplitsen
splitsen
afbreken {ww.}

ik breek af
jij breekt af
hij/zij/het breekt af

ik deel
jij deelt
hij/zij/het deelt
» meer vervoegingen van delen

Je moet je werk met anderen delen.
Je moet je werk met anderen delen.
Grote delen van de oceaan zijn vervuild.
Grote delen van de oceaan zijn vervuild.
scheiden, verdelen, splitsen, uiteengaan {ww.}
scheiden
verdelen
splitsen
uiteengaan {ww.}

ik scheid
jij scheidt
hij/zij/het scheidt

ik scheid
jij scheidt
hij/zij/het scheidt
» meer vervoegingen van scheiden

Ik wil niet scheiden.
Ik wil niet scheiden.
Kan je fantasie en realiteit niet van elkaar scheiden?
Kan je fantasie en realiteit niet van elkaar scheiden?
delen, scheiden, splitsen {ww.}
delen
scheiden
splitsen {ww.}

ik deel
jij deelt
hij/zij/het deelt

ik deel
jij deelt
hij/zij/het deelt
» meer vervoegingen van delen

Kan je fantasie en realiteit niet van elkaar scheiden?
Kan je fantasie en realiteit niet van elkaar scheiden?
splits [m] (de ~) {zn.}
splits [m] (de ~) {zn.}


Gerelateerd aan splitsen

delen - verdelen - opsplitsen - afbreken - scheiden - uiteengaan - splitsuiteengaan - bewegen - bewerken - verbinding