Vertaling van spullen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
spullen [o] (de ~), spul [o] (het ~), spulletjes, bullen (de ~), bul {zn.}
spullen [o] (de ~)
spul [o] (het ~)
spulletjes
bullen (de ~)
bul {zn.}
Vergeet je spullen niet.
Vergeet je spullen niet.
Ik heb mijn spullen al gepakt.
Ik heb mijn spullen al gepakt.
dingen, spullen {zn.}
dingen
spullen {zn.}
Tom moet dingen uitleggen.
Tom moet dingen uitleggen.
Vergeet je dingen niet.
Vergeet je dingen niet.
waar [m] (de ~), waren [m] (de ~), handel [m] (de ~), spul [o] (het ~), koopwaar [m] (de ~), handelsgoederen, handelswaar [m] (de ~) {zn.}
waar [m] (de ~)
waren [m] (de ~)
handel [m] (de ~)
spul [o] (het ~)
koopwaar [m] (de ~)
handelsgoederen
handelswaar [m] (de ~) {zn.}
Waar waren we gebleven?
Waar waren we gebleven?
Waar waren jullie tussen één en drie uur?
Waar waren jullie tussen één en drie uur?


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Vergeet je spullen niet.

Vergeet je spullen niet.

Ik heb mijn spullen al gepakt.

Ik heb mijn spullen al gepakt.


Gerelateerd aan spullen

spul - spulletjes - bullen - bul - dingen - waar - waren - handel - koopwaar - handelsgoederen - handelswaargoederen - groep - beurs