Vertaling van dingen
spullen {zn.}
ik ding
jij dingt
hij/zij/het dingt
ik ding
jij dingt
hij/zij/het dingt
» meer vervoegingen van dingen
pingelen
marchanderen
afpingelen
afdingen {ww.}
ik ding af
jij dingt af
hij/zij/het dingt af
ik ding
jij dingt
hij/zij/het dingt
» meer vervoegingen van dingen
ding {zn.}
voorwerp {zn.}
Voorbeelden in zinsverband
Tom moet dingen uitleggen.
Tom moet dingen uitleggen.
Vergeet je dingen niet.
Vergeet je dingen niet.
Je beeldt je dingen in.
Je beeldt je dingen in.
Ik moet wel dingen zien.
Ik moet wel dingen zien.
Ik heb veel dingen te doen.
Ik heb veel dingen te doen.
Zuur reageert op dingen die metaal bevatten.
Zuur reageert op dingen die metaal bevatten.
God is de oorzaak van alle dingen.
God is de oorzaak van alle dingen.
Ik heb veel dingen te doen.
Ik heb veel dingen te doen.
Er zijn belangrijkere dingen in het leven.
Er zijn belangrijkere dingen in het leven.
Sommige dingen zijn moeilijk te vertalen.
Sommige dingen zijn moeilijk te vertalen.
Probeer niet twee dingen tegelijk te doen.
Probeer niet twee dingen tegelijk te doen.
Nou, er zijn wel vreemdere dingen gebeurd.
Nou, er zijn wel vreemdere dingen gebeurd.
Ik kan dingen in een doos steken.
Ik kan dingen in een doos steken.
Iemand kan niet veel dingen tegelijkertijd doen.
Iemand kan niet veel dingen tegelijkertijd doen.
Jij herinnert je de dingen gemakkelijker dan ik.
Jij herinnert je de dingen gemakkelijker dan ik.