Vertaling van sukkelen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
sukkelen, kwakkelen {ww.}
sukkelen
kwakkelen {ww.}

ik kwakkel
jij kwakkelt
hij/zij/het kwakkelt

ik sukkel
jij sukkelt
hij/zij/het sukkelt
» meer vervoegingen van sukkelen

sukkelen {ww.}
sukkelen {ww.}

ik sukkel
jij sukkelt
hij/zij/het sukkelt

ik sukkel
jij sukkelt
hij/zij/het sukkelt
» meer vervoegingen van sukkelen

sukkelen, tobben, kwakkelen {ww.}
sukkelen
tobben
kwakkelen {ww.}

ik kwakkel
jij kwakkelt
hij/zij/het kwakkelt

ik sukkel
jij sukkelt
hij/zij/het sukkelt
» meer vervoegingen van sukkelen

zieken, tobben, sukkelen {ww.}
zieken
tobben
sukkelen {ww.}

ik sukkel
jij sukkelt
hij/zij/het sukkelt

ik ziek
jij ziekt
hij/zij/het ziekt
» meer vervoegingen van zieken

Verplegers verzorgen zieken.
Verplegers verzorgen zieken.
tobben, sukkelen {ww.}
tobben
sukkelen {ww.}

ik sukkel
jij sukkelt
hij/zij/het sukkelt

ik tob
jij tobt
hij/zij/het tobt
» meer vervoegingen van tobben

sloffen, sukkelen, sjokken {ww.}
sloffen
sukkelen
sjokken {ww.}

ik sjok
jij sjokt
hij/zij/het sjokt

ik slof
jij sloft
hij/zij/het sloft
» meer vervoegingen van sloffen



Gerelateerd aan sukkelen

kwakkelen - tobben - zieken - sloffen - sjokkenondergaan - gaan