Vertaling van sukkelen
kwakkelen {ww.}
ik kwakkel
jij kwakkelt
hij/zij/het kwakkelt
ik sukkel
jij sukkelt
hij/zij/het sukkelt
» meer vervoegingen van sukkelen
ik sukkel
jij sukkelt
hij/zij/het sukkelt
ik sukkel
jij sukkelt
hij/zij/het sukkelt
» meer vervoegingen van sukkelen
tobben
kwakkelen {ww.}
ik kwakkel
jij kwakkelt
hij/zij/het kwakkelt
ik sukkel
jij sukkelt
hij/zij/het sukkelt
» meer vervoegingen van sukkelen
tobben
sukkelen {ww.}
ik sukkel
jij sukkelt
hij/zij/het sukkelt
ik ziek
jij ziekt
hij/zij/het ziekt
» meer vervoegingen van zieken
sukkelen {ww.}
ik sukkel
jij sukkelt
hij/zij/het sukkelt
ik tob
jij tobt
hij/zij/het tobt
» meer vervoegingen van tobben
sukkelen
sjokken {ww.}
ik sjok
jij sjokt
hij/zij/het sjokt
ik slof
jij sloft
hij/zij/het sloft
» meer vervoegingen van sloffen