Vertaling van terugbrengen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
terugbrengen {ww.}
terugbrengen {ww.}

ik zal terugbrengen
jij zult terugbrengen
hij/zij/het zal terugbrengen

ik zal terugbrengen
jij zult terugbrengen
hij/zij/het zal terugbrengen
» meer vervoegingen van terugbrengen

Ik moet de boeken voor zaterdag terugbrengen.
Ik moet de boeken voor zaterdag terugbrengen.
Ik moet dit boek vandaag terugbrengen.
Ik moet dit boek vandaag terugbrengen.
terugbrengen, terugvoeren, terugbezorgen {ww.}
terugbrengen
terugvoeren
terugbezorgen {ww.}

ik zal terugbezorgen
ik zou terugbezorgen
jij zult terugbezorgen

ik zal terugbrengen
ik zou terugbrengen
jij zult terugbrengen
» meer vervoegingen van terugbrengen

Ik moet deze boeken terugbrengen naar de bibliotheek.
Ik moet deze boeken terugbrengen naar de bibliotheek.
Ik moet dit boek naar de bibliotheek terugbrengen.
Ik moet dit boek naar de bibliotheek terugbrengen.
terugbrengen, terugvoeren, reduceren {ww.}
terugbrengen
terugvoeren
reduceren {ww.}

ik zal reduceren
ik zou reduceren
jij zult reduceren

ik zal terugbrengen
ik zou terugbrengen
jij zult terugbrengen
» meer vervoegingen van terugbrengen

Ik moet dit boek vandaag terugbrengen naar de bibliotheek.
Ik moet dit boek vandaag terugbrengen naar de bibliotheek.
terugbrengen, terugschakelen {ww.}
terugbrengen
terugschakelen {ww.}

ik zal terugbrengen
ik zou terugbrengen
jij zult terugbrengen

ik zal terugbrengen
ik zou terugbrengen
jij zult terugbrengen
» meer vervoegingen van terugbrengen

terugbrengen, verminderen, minderen, verkleinen, reduceren {ww.}
terugbrengen
verminderen
minderen
verkleinen
reduceren {ww.}

ik zal minderen
ik zou minderen
jij zult minderen

ik zal terugbrengen
ik zou terugbrengen
jij zult terugbrengen
» meer vervoegingen van terugbrengen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Ik moet de boeken voor zaterdag terugbrengen.

Ik moet de boeken voor zaterdag terugbrengen.

Ik moet dit boek vandaag terugbrengen.

Ik moet dit boek vandaag terugbrengen.

Ik moet deze boeken terugbrengen naar de bibliotheek.

Ik moet deze boeken terugbrengen naar de bibliotheek.

Ik moet dit boek naar de bibliotheek terugbrengen.

Ik moet dit boek naar de bibliotheek terugbrengen.

Ik moet dit boek vandaag terugbrengen naar de bibliotheek.

Ik moet dit boek vandaag terugbrengen naar de bibliotheek.

Ik moet mijn boeken van de bibliotheek terugbrengen voor 25 januari.

Ik moet mijn boeken van de bibliotheek terugbrengen voor 25 januari.


Gerelateerd aan terugbrengen

terugvoeren - terugbezorgen - reduceren - terugschakelen - verminderen - minderen - verkleinenbrengen - vereenvoudigen - veranderen