Vertaling van toneelstuk

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
toneelstuk, drama [o] {zn.}
toneelstuk
drama [o] {zn.}
Wie neem je mee naar het toneelstuk?
Wie neem je mee naar het toneelstuk?
Zij speelde voor het eerst in een toneelstuk.
Zij speelde voor het eerst in een toneelstuk.
stuk, toneelstuk {zn.}
stuk
toneelstuk {zn.}
We hebben gisteren een geweldig toneelstuk gezien.
We hebben gisteren een geweldig toneelstuk gezien.
Ik wil een stuk papier.
Ik wil een stuk papier.
stuk [o] (het ~), spel, toneelstuk [o] (het ~), drama [o] (het ~), toneelspel [o] (het ~), theaterstuk [o] (het ~) {zn.}
stuk [o] (het ~)
spel
toneelstuk [o] (het ~)
drama [o] (het ~)
toneelspel [o] (het ~)
theaterstuk [o] (het ~) {zn.}
Laat het spel beginnen!
Laat het spel beginnen!
Wanneer begint het spel?
Wanneer begint het spel?


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Wie neem je mee naar het toneelstuk?

Wie neem je mee naar het toneelstuk?

Zij speelde voor het eerst in een toneelstuk.

Zij speelde voor het eerst in een toneelstuk.

We hebben gisteren een geweldig toneelstuk gezien.

We hebben gisteren een geweldig toneelstuk gezien.


Gerelateerd aan toneelstuk

drama - stuk - spel - toneelspel - theaterstukwerk - bedrijf - toneel