Vertaling van vlek

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
vlek [o] (het ~), schandvlek [m] (de ~), bezoedeling, blaam [m] (de ~), smet {zn.}
vlek [o] (het ~)
schandvlek [m] (de ~)
bezoedeling
blaam [m] (de ~)
smet {zn.}
moet, plek, mop, vlek, smet, klak, klad {zn.}
moet
plek
mop
vlek
smet
klak
klad {zn.}
Zijn mop was geweldig.
Zijn mop was geweldig.
Ik lachte om zijn mop.
Ik lachte om zijn mop.
gehucht [o], vlek, buurtschap [v] {zn.}
gehucht [o]
vlek
buurtschap [v] {zn.}
vlek [m] (de ~) {zn.}
vlek [m] (de ~) {zn.}
bevlekken, vlekken, bezoedelen, smetten, bekladden {ww.}
bevlekken
vlekken
bezoedelen
smetten
bekladden {ww.}

ik beklad
jij bekladt
hij/zij/het bekladt

ik bevlek
jij bevlekt
hij/zij/het bevlekt
» meer vervoegingen van bevlekken

buurt [m] (de ~), gat [o] (het ~), vlek [o] (het ~), buurtschap [v] (de/het ~), gehucht [o] (het ~) {zn.}
buurt [m] (de ~)
gat [o] (het ~)
vlek [o] (het ~)
buurtschap [v] (de/het ~)
gehucht [o] (het ~) {zn.}
Hij groef een gat.
Hij groef een gat.
Het is een zwart gat.
Het is een zwart gat.
smet [m] (de ~), vlek [m] (de ~), klad {zn.}
smet [m] (de ~)
vlek [m] (de ~)
klad {zn.}
vlekken {ww.}
vlekken {ww.}

ik vlek
jij vlekt
hij/zij/het vlekt

ik vlek
jij vlekt
hij/zij/het vlekt
» meer vervoegingen van vlekken



Gerelateerd aan vlek

schandvlek - bezoedeling - blaam - smet - moet - plek - mop - klak - klad - gehucht - buurtschap - bevlekken - vlekken - bezoedelen - smettenaantasting - plek - dorp - vervuilen