Vertaling van wond
verwonding
kwetsuur
blessure {zn.}
opwinden
op een klos winden
spoelen {ww.}
ik wond op
jij wond op
hij/zij/het wond op
ik wond
jij wond
hij/zij/het wond
» meer vervoegingen van winden
strengelen
wikkelen
oprollen {ww.}
ik rolde op
jij rolde op
hij/zij/het rolde op
ik wond
jij wond
hij/zij/het wond
» meer vervoegingen van winden
verwonden
kwetsen {ww.}
ik kwets
jij kwetst
hij/zij/het kwetst
ik wond
jij wondt
hij/zij/het wondt
» meer vervoegingen van wonden
omzwachtelen
inzwachtelen
intapen {ww.}
ik tapete in
jij tapete in
hij/zij/het tapete in
ik wond
jij wond
hij/zij/het wond
» meer vervoegingen van winden
strengelen {ww.}
ik strengelde
jij strengelde
hij/zij/het strengelde
ik wond
jij wond
hij/zij/het wond
» meer vervoegingen van winden
ik wond
jij wond
hij/zij/het wond
ik wond
jij wond
hij/zij/het wond
» meer vervoegingen van winden
Voorbeelden in zinsverband
Ze verzorgde zijn wond.
Ze verzorgde zijn wond.
Het zal de wond verergeren.
Het zal de wond verergeren.
Ze wond zich op over de veiligheid van haar zoon.
Ze wond zich op over de veiligheid van haar zoon.