Engels
Nederlands
Present
- I meet
- you meet
- he/she/it meets
- we meet
- you meet
- they meet
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik beroer
- jij beroert
- hij/zij/het beroert
- wij beroeren
- jullie beroeren
- zij beroeren
Simple past
- I met
- you met
- he/she/it met
- we met
- you met
- they met
Onvoltooid verleden tijd
- ik beroerde
- jij beroerde
- hij/zij/het beroerde
- wij beroerden
- jullie beroerden
- zij beroerden
Present perfect
- I have met
- you have met
- he/she/it has met
- we have met
- you have met
- they have met
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb beroerd
- jij hebt beroerd
- hij/zij/het heeft beroerd
- wij hebben beroerd
- jullie hebben beroerd
- zij hebben beroerd
Past perfect
- I had met
- you had met
- he/she/it had met
- we had met
- you had met
- they had met
Voltooid verleden tijd
- ik had beroerd
- jij had beroerd
- hij/zij/het had beroerd
- wij hadden beroerd
- jullie hadden beroerd
- zij hadden beroerd
Future
- I will meet
- you will meet
- he/she/it will meet
- we will meet
- you will meet
- they will meet
Toekomende tijd I
- ik zal beroeren
- jij zult beroeren
- hij/zij/het zal beroeren
- wij zullen beroeren
- jullie zullen beroeren
- zij zullen beroeren
Future perfect
- I will have met
- you will have met
- he/she/it will have met
- we will have met
- you will have met
- they will have met
Toekomende tijd II
- ik zal beroerd hebben
- jij zult beroerd hebben
- hij/zij/het zal beroerd hebben
- wij zullen beroerd hebben
- jullie zullen beroerd hebben
- zij zullen beroerd hebben
Conditional present
- I would meet
- you would meet
- he/she/it would meet
- we would meet
- you would meet
- they would meet
Conditionalis I
- ik zou beroeren
- jij zou beroeren
- hij/zij/het zou beroeren
- wij zouden beroeren
- jullie zouden beroeren
- zij zouden beroeren
Conditional perfect
- I would have met
- you would have met
- he/she/it would have met
- we would have met
- you would have met
- they would have met
Conditionalis II
- ik zou hebben beroerd
- jij zou hebben beroerd
- hij/zij/het zou hebben beroerd
- wij zouden hebben beroerd
- jullie zouden hebben beroerd
- zij zouden hebben beroerd
Imperative
- you meet
- you meet
Imperatief
- jij beroer
- jullie beroert