Vervoeging van end
Onbepaalde wijs (infinitief): to end
40 alternatieve vertalingen
- aanhouden
- afbreken
- aflaten
- aflopen
- afmaken
- afsluiten
- aftrappen
- bedanken
- beëindigen
- besluiten
- eindigen
- keren
- nokken
- opbreken
- opheffen
- ophouden
- opzeggen
- sluiten
- staken
- stelpen
- stilleggen
- stilzetten
- stoppen
- stuiten
- termineren
- terugroepen
- uitgaan
- uitkrijgen
- uitlezen
- uitlopen
- uitmaken
- uitraken
- uitscheiden
- vergaan
- verliezen
- verlopen
- vervallen
- voleindigen
- wegvallen
- wijken
Engels
Nederlands
Present
- I end
- you end
- he/she/it ends
- we end
- you end
- they end
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zet stop
- jij zet stop
- hij/zij/het zet stop
- wij zetten stop
- jullie zetten stop
- zij zetten stop
Simple past
- I ended
- you ended
- he/she/it ended
- we ended
- you ended
- they ended
Onvoltooid verleden tijd
- ik zette stop
- jij zette stop
- hij/zij/het zette stop
- wij zetten stop
- jullie zetten stop
- zij zetten stop
Present perfect
- I have ended
- you have ended
- he/she/it has ended
- we have ended
- you have ended
- they have ended
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb stopgezet
- jij hebt stopgezet
- hij/zij/het heeft stopgezet
- wij hebben stopgezet
- jullie hebben stopgezet
- zij hebben stopgezet
Past perfect
- I had ended
- you had ended
- he/she/it had ended
- we had ended
- you had ended
- they had ended
Voltooid verleden tijd
- ik had stopgezet
- jij had stopgezet
- hij/zij/het had stopgezet
- wij hadden stopgezet
- jullie hadden stopgezet
- zij hadden stopgezet
Future
- I will end
- you will end
- he/she/it will end
- we will end
- you will end
- they will end
Toekomende tijd I
- ik zal stopzetten
- jij zult stopzetten
- hij/zij/het zal stopzetten
- wij zullen stopzetten
- jullie zullen stopzetten
- zij zullen stopzetten
Future perfect
- I will have ended
- you will have ended
- he/she/it will have ended
- we will have ended
- you will have ended
- they will have ended
Toekomende tijd II
- ik zal stopgezet hebben
- jij zult stopgezet hebben
- hij/zij/het zal stopgezet hebben
- wij zullen stopgezet hebben
- jullie zullen stopgezet hebben
- zij zullen stopgezet hebben
Conditional present
- I would end
- you would end
- he/she/it would end
- we would end
- you would end
- they would end
Conditionalis I
- ik zou stopzetten
- jij zou stopzetten
- hij/zij/het zou stopzetten
- wij zouden stopzetten
- jullie zouden stopzetten
- zij zouden stopzetten
Conditional perfect
- I would have ended
- you would have ended
- he/she/it would have ended
- we would have ended
- you would have ended
- they would have ended
Conditionalis II
- ik zou hebben stopgezet
- jij zou hebben stopgezet
- hij/zij/het zou hebben stopgezet
- wij zouden hebben stopgezet
- jullie zouden hebben stopgezet
- zij zouden hebben stopgezet
Imperative
- you end
- you end
Imperatief
- jij zet stop
- jullie zet stop