Engels

Nederlands

Present

  • I take
  • you take
  • he/she/it takes
  • we take
  • you take
  • they take

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik gids
  • jij gidst
  • hij/zij/het gidst
  • wij gidsen
  • jullie gidsen
  • zij gidsen

Simple past

  • I took
  • you took
  • he/she/it took
  • we took
  • you took
  • they took

Onvoltooid verleden tijd

  • ik gidste
  • jij gidste
  • hij/zij/het gidste
  • wij gidsten
  • jullie gidsten
  • zij gidsten

Present perfect

  • I have taken
  • you have taken
  • he/she/it has taken
  • we have taken
  • you have taken
  • they have taken

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gegidst
  • jij hebt gegidst
  • hij/zij/het heeft gegidst
  • wij hebben gegidst
  • jullie hebben gegidst
  • zij hebben gegidst

Past perfect

  • I had taken
  • you had taken
  • he/she/it had taken
  • we had taken
  • you had taken
  • they had taken

Voltooid verleden tijd

  • ik had gegidst
  • jij had gegidst
  • hij/zij/het had gegidst
  • wij hadden gegidst
  • jullie hadden gegidst
  • zij hadden gegidst

Future

  • I will take
  • you will take
  • he/she/it will take
  • we will take
  • you will take
  • they will take

Toekomende tijd I

  • ik zal gidsen
  • jij zult gidsen
  • hij/zij/het zal gidsen
  • wij zullen gidsen
  • jullie zullen gidsen
  • zij zullen gidsen

Future perfect

  • I will have taken
  • you will have taken
  • he/she/it will have taken
  • we will have taken
  • you will have taken
  • they will have taken

Toekomende tijd II

  • ik zal gegidst hebben
  • jij zult gegidst hebben
  • hij/zij/het zal gegidst hebben
  • wij zullen gegidst hebben
  • jullie zullen gegidst hebben
  • zij zullen gegidst hebben

Conditional present

  • I would take
  • you would take
  • he/she/it would take
  • we would take
  • you would take
  • they would take

Conditionalis I

  • ik zou gidsen
  • jij zou gidsen
  • hij/zij/het zou gidsen
  • wij zouden gidsen
  • jullie zouden gidsen
  • zij zouden gidsen

Conditional perfect

  • I would have taken
  • you would have taken
  • he/she/it would have taken
  • we would have taken
  • you would have taken
  • they would have taken

Conditionalis II

  • ik zou hebben gegidst
  • jij zou hebben gegidst
  • hij/zij/het zou hebben gegidst
  • wij zouden hebben gegidst
  • jullie zouden hebben gegidst
  • zij zouden hebben gegidst

Imperative

  • you take
  • you take

Imperatief

  • jij gids
  • jullie gidst

Verwijzingen

Bekijk 46 definitie(s) van take