Vertaling van shook
I shook
you shook
he/she/it shook
ik schokte
jij schokte
hij/zij/het schokte
» meer vervoegingen van schokken
doen wankelen
verwikken
doen schudden
I shook
you shook
he/she/it shook
ik verwrikte
jij verwrikte
hij/zij/het verwrikte
» meer vervoegingen van verwrikken
I shook
you shook
he/she/it shook
ik hobbelde
jij hobbelde
hij/zij/het hobbelde
» meer vervoegingen van hobbelen
I shook
you shook
he/she/it shook
ik schokte
jij schokte
hij/zij/het schokte
» meer vervoegingen van schokken
I shook
you shook
he/she/it shook
ik slingerde
jij slingerde
hij/zij/het slingerde
» meer vervoegingen van slingeren
I shook
you shook
he/she/it shook
ik schudde af
jij schudde af
hij/zij/het schudde af
» meer vervoegingen van afschudden
I shook
you shook
he/she/it shook
ik gooide om
jij gooide om
hij/zij/het gooide om
» meer vervoegingen van omgooien
husselen
hutsen
I shook
you shook
he/she/it shook
ik hutselde
jij hutselde
hij/zij/het hutselde
» meer vervoegingen van hutselen
I shook
you shook
he/she/it shook
ik drilde
jij drilde
hij/zij/het drilde
» meer vervoegingen van drillen
I shook
you shook
he/she/it shook
ik schudde uit
jij schudde uit
hij/zij/het schudde uit
» meer vervoegingen van uitschudden
I shook
you shook
he/she/it shook
ik raasde voort
jij raasde voort
hij/zij/het raasde voort
» meer vervoegingen van voortrazen
I shook
you shook
he/she/it shook
ik zwierde
jij zwierde
hij/zij/het zwierde
» meer vervoegingen van zwieren
I shook
you shook
he/she/it shook
ik sidderde
jij sidderde
hij/zij/het sidderde
» meer vervoegingen van sidderen
stoten
I shook
you shook
he/she/it shook
ik schokte
jij schokte
hij/zij/het schokte
» meer vervoegingen van schokken
rammelen
I shook
you shook
he/she/it shook
ik schudde
jij schudde
hij/zij/het schudde
» meer vervoegingen van schudden
I shook
you shook
he/she/it shook
ik rockte
jij rockte
hij/zij/het rockte
» meer vervoegingen van rocken
I shook
you shook
he/she/it shook
ik schudde op
jij schudde op
hij/zij/het schudde op
» meer vervoegingen van opschudden
I shook
you shook
he/she/it shook
ik schudde
jij schudde
hij/zij/het schudde
» meer vervoegingen van schudden
omschudden
I shook
you shook
he/she/it shook
ik doorschudde
jij doorschudde
hij/zij/het doorschudde
» meer vervoegingen van doorschudden
golven
unduleren
I shook
you shook
he/she/it shook
ik deinde
jij deinde
hij/zij/het deinde
» meer vervoegingen van deinen
I shook
you shook
he/she/it shook
ik raasde voort
jij raasde voort
hij/zij/het raasde voort
» meer vervoegingen van voortrazen
I shook
you shook
he/she/it shook
ik trilde
jij trilde
hij/zij/het trilde
» meer vervoegingen van trillen
I shook
you shook
he/she/it shook
ik lilde
jij lilde
hij/zij/het lilde
» meer vervoegingen van lillen
Voorbeelden in zinsverband
He shook his head.
Hij schudde met zijn hoofd.
He shook hands with the famous singer.
Hij schudde de hand van de beroemde zanger.
He went up to her and they shook hands.
Hij ging naar haar toe en ze schudden elkaar de hand.