Betekenis van:
arbeid

arbeid (de ~)
Zelfstandig naamwoord
  • het werken, het verrichten van een taak
"zware/lichte arbeid"
"noeste arbeid"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

arbeid
Zelfstandig naamwoord
  • energie die door een krachtbron geleverd wordt bij verplaatsing van een voorwerp
arbeid
Zelfstandig naamwoord
  • de primaire productiefactor
arbeid
Zelfstandig naamwoord
  • verhandelen van objecten door menselijke bewegingen op een welbepaalde locatie

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Na gedane arbeid is het goed rusten.
  2. Industriële landen vereisen veel behendige arbeid.
  3. Niets zonder arbeid
  4. Iedereen heeft recht op arbeid, op vrije beroepskeuze, op goede en rechtvaardige werkvoorwaarden, en op bescherming tegen werkloosheid.
  5. Zonder arbeid zal er geen brood in de mond zijn
  6. Arbeid
  7. Directoraat Arbeid
  8. input arbeid,
  9. Tijdvakken van arbeid
  10. arbeid of wonen
  11. De factor „Kapitaal/Arbeid
  12. Arbeid (sinds november 2006)
  13. ARBEID EN GEZONDHEID/ARBEIDSGENEESKUNDE
  14. Factor kapitaal/arbeid (I)
  15. 10 Tijdvak van arbeid