Betekenis van:
bed

bed (het ~ | meervoud bedden)
Zelfstandig naamwoord
  • in verpleeginrichting
"op het aantal bedden bezuinigen"
"een bed bezet houden"

Hyperoniemen

bed
Zelfstandig naamwoord
  • een meubel gemaakt om in te slapen
"Nadat zij haar kinderen naar bed had gebracht, had ze nog een paar uur om te werken."
bed (het ~ | meervoud bedden)
Zelfstandig naamwoord
  • slaapmeubel voor mensen, met matras en toebehoren
"[iemand] naar bed brengen/sturen"
"van tafel en bed scheiden"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

bed (het ~ | meervoud bedden)
Zelfstandig naamwoord
  • onderlaag van weg

Hyperoniemen

Hyponiemen

bed (het ~ | meervoud bedden)
Zelfstandig naamwoord
  • geul waardoor een rivier stroomt; bodem van rivier(tje); rivierbedding

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

bed (het ~ | meervoud bedden)
Zelfstandig naamwoord
  • ligplaats van wild; vaste ligplaats van in het wild levende viervoetige dieren, met name hazen en herten; leger

Synoniemen

Hyperoniemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Ik moet naar bed.
  2. Hij zat op het bed.
  3. De patiënt mocht uit bed.
  4. Ik lig op mijn bed.
  5. Er zit een monster onder m'n bed.
  6. Tom ligt in bed met koorts.
  7. Hoe laat ga je naar bed?
  8. Ze ligt in bed met koorts.
  9. Ik slaap graag in een zacht bed.
  10. Ze stopt de kinderen in bed.
  11. Je moet vroeg naar bed gaan.
  12. Jij verkiest om naar bed te gaan.
  13. Het ganse gezin lag ziek in bed.
  14. Ik wil nog niet naar bed!
  15. Weet jij hoe laat Tom normaal naar bed gaat?