Betekenis van:
leger

leger
Zelfstandig naamwoord
  • een militaire strijdmacht
"Het leger trok van Spanje naar Nederland."
leger (het ~ | meervoud legers)
Zelfstandig naamwoord
  • grote drom mensen
"zich voegen bij het leger van werklozen"
"een leger van [sprinkhanen/werklozen]"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

leger (het ~ | meervoud legers)
Zelfstandig naamwoord
  • ligplaats van wild; vaste ligplaats van in het wild levende viervoetige dieren, met name hazen en herten; leger

Synoniemen

Hyperoniemen

leger
Zelfstandig naamwoord
  • een ondiep kuiltje in het veld of onder begroeiing waar een haas, vos of hert in rust
leger
Zelfstandig naamwoord
  • de totale land-, zee- en luchtmacht

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Het leger gebruikt burgers als menselijk schild.
  2. Napoleon heeft zijn leger naar Rusland geleid.
  3. Ik ben in het leger ingetreden.
  4. Een taal is een dialect met een leger en een vloot.
  5. Majoor Zimbabwaans Nationaal Leger.
  6. Brigadegeneraal Zimbabwaans Nationaal Leger.
  7. Assistent-inspecteur Zimbabwaans Nationaal Leger.
  8. Onder zeggenschap van het Zimbabwaanse leger.
  9. ONDERNEMINGEN IN HET BEZIT VAN HET LEGER
  10. motoren voor gebruik door het leger,
  11. Onderzoek en technologie voor het leger
  12. Uitrusting voor veiligheid, brandweer, politie en leger
  13. Bevelhebber van het Zimbabwaanse Nationale Leger, luitenant-generaal, geboren 25.8.1956.
  14. ontslagen uit het leger op 07/05/2009.
  15. Postcommandant Bahtoo (deelstaat Shan). Hoofd gevechtstrainingschool defensiediensten (leger)