Betekenis van:
binnen
binnen
Bijwoord
- hierbinnen
"Hier liggen maar twee straten binnen."
binnen
Bijwoord
- binnenkomen
"Hij kwam de kamer binnen."
binnen
Bijwoord
- in een bepaald bestek of ruimte
"Deze straat ligt binnen de grachtengordel."
binnen
Voorzetsel
- in een bepaald bestek of ruimte
"Deze straat ligt binnen de grachtengordel."
Werkwoord
Voorbeeldzinnen
- Kom binnen!
- Kom alstublieft binnen.
- Kom alstublieft binnen.
- Komt u binnen!
- Hij is niet binnen.
- Komt u binnen!
- Breng hem naar binnen.
- Mayuko kwam de kamer binnen.
- Ga buiten, of kom binnen.
- Hij ging zijn kamer binnen.
- Hij ging de kamer binnen.
- Iemand duwde me naar binnen.
- Hij kwam de kamer binnen.
- Ik bleef binnen omdat het regende.
- Binnen zes maanden verlaat ze het land.