Betekenis van:
binnen

binnen
Bijwoord
  • hierbinnen
"Hier liggen maar twee straten binnen."
binnen
Bijwoord
  • binnenkomen
"Hij kwam de kamer binnen."
binnen
Bijwoord
  • in een bepaald bestek of ruimte
"Deze straat ligt binnen de grachtengordel."
binnen
Voorzetsel
  • in een bepaald bestek of ruimte
"Deze straat ligt binnen de grachtengordel."

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Kom binnen!
  2. Kom alstublieft binnen.
  3. Kom alstublieft binnen.
  4. Komt u binnen!
  5. Hij is niet binnen.
  6. Komt u binnen!
  7. Breng hem naar binnen.
  8. Mayuko kwam de kamer binnen.
  9. Ga buiten, of kom binnen.
  10. Hij ging zijn kamer binnen.
  11. Hij ging de kamer binnen.
  12. Iemand duwde me naar binnen.
  13. Hij kwam de kamer binnen.
  14. Ik bleef binnen omdat het regende.
  15. Binnen zes maanden verlaat ze het land.