Betekenis van:
inwisselen

inwisselen
Werkwoord
  • (een of meer voorwerpen) in de plaats van andere geven of aannemen
"vreemde valuta/geld inwisselen"
"guldens inwisselen voor marken"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen


Voorbeeldzinnen

  1. De klant kan die punten dan inwisselen voor een tegenprestatie zoals gratis of met korting aangeboden producten of diensten.
  2. de klanten in de toekomst kunnen inwisselen voor gratis of met korting aangeboden producten of diensten mits aan eventuele aanvullende voorwaarden is voldaan.
  3. Klanten dienen bijvoorbeeld een vastgesteld minimumaantal punten of een vastgestelde minimumwaarde aan punten te verzamelen voordat ze die punten mogen inwisselen.
  4. Wanneer een houder na 31 december 1999 50 wordt, moet hij op zijn vijftigste verjaardag zijn rijbewijs tegen een nieuw model inwisselen; daarna geldt een geldigheidsduur van vijf jaar.
  5. Wanneer een houder na 31 december 1999 50 jaar wordt, moet hij op zijn vijftigste verjaardag zijn rijbewijs tegen een nieuw model inwisselen; daarna geldt een geldigheidsduur van vijf jaar.
  6. Wanneer een „Klasse 1”-rijbewijs van model D1 vóór 1 december 1954 (vóór 1 oktober 1960 in de deelstaat Saarland) is verkregen, mag de houder ook voertuigen van categorie B 79 (≤ 700 cm3) besturen zonder het rijbewijs te moeten inwisselen.
  7. Indien een rijbewijs van „Klasse 1” vóór 1 december 1954 (vóór 1 oktober 1960 in de deelstaat Saarland) werd verkregen, mag de houder, zonder het rijbewijs te moeten inwisselen, ook voertuigen van categorie B 79 (≤ 700 cm3) besturen.
  8. De NCB’s van het Eurosysteem zijn verantwoordelijk voor de repatriatie van bankbiljetten van een nieuwe deelnemende lidstaat, welke bankbiljetten zij uit hoofde van dit richtsnoer inwisselen, naar de NCB van de lidstaat waar de betrokken bankbiljetten zijn uitgegeven.