Betekenis van:
delegeren

delegeren
Werkwoord
  • afvaardigen; doorgeven
"een assistent delegeren"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

delegeren
Werkwoord
  • vertegenwoordigen; afgevaardigd; overdragen
"werk delegeren aan [wethouders]"
"taken delegeren"

Synoniemen

Hyperoniemen

Hyponiemen

delegeren
Werkwoord
  • taken en verantwoordelijkheden doorgeven

Voorbeeldzinnen

  1. Leiderschap, samenwerking, synergie, besluitvorming, delegeren
  2. Leiderschap, samenwerking, synergie, besluitvorming, delegeren
  3. Hij/zij kan deze bevoegdheid delegeren.
  4. hij kan zijn taken en bevoegdheden delegeren.
  5. Zij mogen hun bevoegdheden niet delegeren.
  6. indien van toepassing, het delegeren van taken aan controle-organen;
  7. „indien van toepassing, het delegeren van taken aan controleorganen;”
  8. De nationale autoriteiten kunnen taken delegeren aan andere organen.
  9. de bevoegde autoriteiten die officiële controletaken delegeren aan controleorganen;
  10. De Commissie kan de verslaglegging aan een lidstaat delegeren.
  11. De bevoegde autoriteit mag specifieke taken alleen op de volgende voorwaarden aan een specifiek controleorgaan delegeren:
  12. De secretaris-generaal kan zijn bevoegdheid binnen de door de voorzitter gestelde grenzen delegeren.
  13. De lidstaten kunnen hun centrale bevoegde autoriteit toestaan taken te delegeren.
  14. Een ordonnateur kan zijn functies delegeren door middel van een besluit dat voorziet in:
  15. De raad van bestuur kan bepaalde taken aan het uitvoerend comité delegeren.