Betekenis van:
regent

regent (de ~ | meervoud regenten)
Zelfstandig naamwoord
  • niet-academisch gevormde leerkracht

Hyperoniemen

regent (de ~ | meervoud regenten)
Zelfstandig naamwoord
  • waarnemer v.d. vorst

Hyperoniemen

regent (de ~ | meervoud regenten)
Zelfstandig naamwoord
  • vroeger ambtenaar op Java

Hyperoniemen

regent
Zelfstandig naamwoord
  • bestuurder van een liefdadigheidsinstelling

Hyperoniemen

Hyponiemen

regent
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die voor de eigenlijke vorst het koningschap waarneemt.
regent
Zelfstandig naamwoord
  • een lid van de heersende klasse, met name tijdens de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.
regent (de ~ | meervoud regenten)
Zelfstandig naamwoord
  • iemand die bestuurt; hoofd v.e. instelling in vroeger tijden

Synoniemen

Hyperoniemen

regent
Werkwoord
  • onpersoonlijke tegenwoordige tijd van regenen.

Werkwoord


Voorbeeldzinnen

  1. Het regent.
  2. Het regent.
  3. Helaas regent het vandaag.
  4. Het regent nauwelijks.
  5. Het regent misschien vandaag.
  6. Misschien regent het vanmiddag.
  7. Het regent dat het giet.
  8. Het regent de hele tijd.
  9. Als het regent, blijf ik.
  10. Ga niet naar buiten, het regent hard.
  11. Ik ga, zelfs als het morgen regent.
  12. Als het regent, komt hij niet.
  13. Ik zal ook gaan, tenzij het regent.
  14. Als het morgen regent, blijven we thuis.
  15. Ik ga, zelfs al regent het.