Betekenis van:
uithalen
uithalen
Werkwoord
- (''iets ~'') een opmerkelijke daad plegen
"Hij heeft weer flink kattenkwaad uitgehaald."
uithalen
Werkwoord
- (''iets ~'') een brei- of haakwerkje ontdoen
"Ik heb een stuk weer uitgehaald omdat ik een steek had laten vallen."
uithalen
Werkwoord
- (''~ naar'') een slag doen, al of niet overdrachtelijk
"De dominee van de kandidaat haalde flink naar zijn eigen kerkgenoot uit."
uithalen
Werkwoord
- wegnemen
Synoniemen
Hyperoniemen
Hyponiemen
uithaal (de ~ | meervoud uithalen)
Zelfstandig naamwoord
- gemene opmerking
"een uithaal naar [de premier]"
"een forse/felle uithaal naar [de premier]"