Vertaling van Trage

Inhoud:

Duits
Nederlands
Tragbahre [v] (die ~), Trage [v] (die ~) {zn.}
draagbaar  [v]
brancard [m]
faul, träge {bn.}
lui 
träge {bn.}
bewegingloos
energieloos
traag 
faul, träge {bn.}
lui 
flau, träge {bn.}
flauw
lijzig
loom
lusteloos
slap
sloom
traag 
vadsig
erteilen, geben, angeben, herreichen, verabreichen, reichen, hervorbringen, erzeugen, tragen, spenden, machen, übergeben, überantworten, anvertrauen, ergeben, gewähren, gestatten {ww.}
geven 
verlenen
toekennen
toebrengen
opbrengen
aangeven 

ich trage

ik geef
» meer vervoegingen van geven

Kühe geben Milch.
Koeien geven melk.
Sie geben nichts.
Zij geven niets.
tragen {ww.}
dragen 
voorhebben
voeren 
brengen 

ich trage

ik draag
» meer vervoegingen van dragen

Katzen tragen kein Halsband.
Katten dragen geen halsband.
Ich kann diesen Koffer nicht allein tragen.
Ik kan deze koffer niet zelf dragen.


Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Ich trage Kontaktlinsen.

Ik draag contactlenzen.

Ich trage ein Buch in meiner Hand.

Ik heb een boek in mijn hand.