Vertaling van beendet

Inhoud:

Duits
Nederlands
beendet, abgeschlossen, fertig {bn.}
beëindigd
afgesloten
gereed 
klaar 
beschließen, enden, beenden, endigen, beendigen, erledigen, vollenden, abschließen, schließen, einstellen {ww.}
voleindigen
uitmaken 
besluiten 
beëindigen
afsluiten 
afmaken 

er/sie/es beendet
ihr beendet

hij/zij/het voleindigt
jullie voleindigen
» meer vervoegingen van voleindigen

schließen, verschließen, zumachen, abschließen, beenden, abstellen, stillegen, abdrehen, zudrehen, einschließen, stecken {ww.}
toedoen
dichtmaken
sluiten 
dichtdoen

er/sie/es beendet
ihr beendet

hij/zij/het doet toe
jullie doen toe
» meer vervoegingen van toedoen

ein Ende machen, beenden, Einhalt gebieten, einstellen {ww.}
stoppen 
stopzetten
stelpen
staken
opheffen
opbreken
afbreken 

er/sie/es beendet
ihr beendet

hij/zij/het stopt
jullie stoppen
» meer vervoegingen van stoppen



Voorbeelden in zinsverband

Duits
Nederlands

Meine Arbeit ist beendet.

Mijn werk is gedaan.

Wann hast du es beendet?

Wanneer was je ermee klaar?

Du sagtest ihr, dass du die Arbeit vor drei Tagen beendet hast.

Ge hebt haar gezegd dat gij het werk al drie dagen geleden gedaan hadt.