Vertaling van heimsuchen

Inhoud:

Duits
Nederlands
umgehen, spuken, heimsuchen, verfolgen, plagen, quälen, umgehen in, spuken in {ww.}
vervolgen
kwellen

ich werde heimsuchen
du wirst heimsuchen
er/sie/es wird heimsuchen

ik zal vervolgen
jij zult vervolgen
hij/zij/het zal vervolgen
» meer vervoegingen van vervolgen

klopfen, schlagen, pochen, aufschlagen, branden, frappieren, in Erstaunen setzen, überraschen, stutzig machen, ins Auge fallen, auffallen, befallen, heimsuchen, kommen über {ww.}
opvallen
kloppen 
slaan
klappen

ich werde heimsuchen
du wirst heimsuchen
er/sie/es wird heimsuchen

ik zal opvallen
jij zult opvallen
hij/zij/het zal opvallen
» meer vervoegingen van opvallen