Vertaling van visit

Inhoud:

Engels
Nederlands
visit, call {zn.}
bezoek  [o]
visite
I visit him often.
Ik ga vaak bij hem op bezoek.
I visit him every other day.
Ik bezoek hem om de twee dagen.
to punish, to chastise, to penalize, to visit {ww.}
straffen 
bestraffen 

I visit
you visit
we visit

ik straf
jij straft
wij straffen
» meer vervoegingen van straffen

In the name of the moon, we'll punish you!
We zullen je straffen in de naam van de Maan!
to attend, to call on, to see, to visit {ww.}
bezoeken
opzoeken
afgaan 

I visit
you visit
we visit

ik bezoek
jij bezoekt
wij bezoeken
» meer vervoegingen van bezoeken

I want to visit Korea.
Ik wil Korea bezoeken.
I'll visit you tomorrow.
Ik zal je morgen bezoeken.
visit {zn.}
kerkvisitatie
visitatie [v] (de ~)
visit {zn.}
bezoek [o] (het ~)
visite [m] (de ~)
visit {zn.}
huisbezoek [o] (het ~)
to call, to call in, to visit {ww.}
bezoeken
bezocht
opzoeken

I visit
you visit
we visit

ik bezoek
jij bezoekt
wij bezoeken
» meer vervoegingen van bezoeken

I'll personally visit you.
Ik zal jou persoonlijk bezoeken.
I'll visit him tomorrow.
Ik zal hem morgen bezoeken.
to see, to visit {ww.}
bezichtigen

I visit
you visit
we visit

ik bezichtig
jij bezichtigt
wij bezichtigen
» meer vervoegingen van bezichtigen

to travel to, to visit {ww.}
doen

I visit
you visit
we visit

ik doe
jij doet
wij doen
» meer vervoegingen van doen

to call, to call in, to visit {ww.}
passeren
langslopen
langskomen
aanlopen
aangaan
binnenwippen
afkomen
aanwippen
langsgaan

I visit
you visit
we visit

ik passeer
jij passeert
wij passeren
» meer vervoegingen van passeren

to see, to visit {ww.}
bezoeken
bijwonen

I visit
you visit
we visit

ik bezoek
jij bezoekt
wij bezoeken
» meer vervoegingen van bezoeken

We will visit them soon.
We gaan ze snel bezoeken.


Voorbeelden in zinsverband

Engels
Nederlands

I'll visit him tomorrow.

Ik zal hem morgen bezoeken.

I'll visit you tomorrow.

Ik zal je morgen bezoeken.

I'll personally visit you.

Ik zal jou persoonlijk bezoeken.

I visit him often.

Ik ga vaak bij hem op bezoek.

I want to visit Korea.

Ik wil Korea bezoeken.

We will visit them soon.

We gaan ze snel bezoeken.

We'll come and visit you.

We zullen je een bezoekje brengen.

I'll visit Mr. Brown tomorrow.

Ik zal meneer Brown morgen bezoeken.

I'll visit my uncle next week.

Ik zal volgende week mijn oom bezoeken.

I wish to visit Egypt some day.

Ik hoop ooit Egypte te kunnen bezoeken.

I visit him every other day.

Ik bezoek hem om de twee dagen.

The exhibition is well worth a visit.

De tentoonstelling is het bezoeken meer dan waard.

He will never visit the town again.

Hij gaat de stad nooit meer bezoeken.

I was happy for her unexpected visit.

Ik was blij met haar onverwacht bezoek.

Why don't you come visit us?

Waarom kom je niet bij ons op bezoek?


Gerelateerd aan visit

call - punish - chastise - penalize - attend - call on - see - call in - travel toresearch - visit - go - consider - tour - call