Vertaling van scheen

Inhoud:

Nederlands
Engels
scheen, scheenbeen {zn.}
shin
tibia
shinbone
shin-bone
scheen [m] (de ~), scheenbeen [o] (het ~) {zn.}
shin
lijken, overkomen, schijnen, toeschijnen, voorkomen, vóórkomen {ww.}
to look 
to act 
to appear to be
to seem 
to appear 

ik scheen
jij scheen
hij/zij/het scheen

I looked
you looked
he/she/it looked
» meer vervoegingen van to look

Deze twee bladeren lijken op elkaar.
These two leaves look alike.
Deze bloemen lijken allemaal op elkaar.
All those flowers look alike.
blinken, glanzen, schijnen, schitteren {ww.}
to glow 
to shine 

ik scheen
jij scheen
hij/zij/het scheen

I glowed
you glowed
he/she/it glowed
» meer vervoegingen van to glow

aan zijn, lichten, licht geven, schijnen {ww.}
to gleam
to shine 

ik scheen
jij scheen
hij/zij/het scheen

I gleamed
you gleamed
he/she/it gleamed
» meer vervoegingen van to gleam

verlichten, schijnen, lichten {ww.}
to light up
to light
to illuminate
to illumine
to illume

ik scheen
jij scheen
hij/zij/het scheen

I lighted; lit
you lighted; lit
he/she/it lighted; lit
» meer vervoegingen van to light

schijnen {ww.}
to shine
to glow
to radiate
to beam

ik scheen
jij scheen
hij/zij/het scheen

I shone; shined
you shone; shined
he/she/it shone; shined
» meer vervoegingen van to shine

aandoen, schijnen, toelijken, toeschijnen, voorkomen, lijken {ww.}
to seem
to appear

ik scheen
jij scheen
hij/zij/het scheen

I seemed
you seemed
he/she/it seemed
» meer vervoegingen van to seem