Vertaling van schrijven

Inhoud:

Nederlands
Engels
schrijven, neerschrijven, uitschrijven {ww.}
to write 

wij schrijven
jullie schrijven
zij schrijven

we write
you write
they write
» meer vervoegingen van to write

Ze kan niet lezen of schrijven.
She cannot write or read.
Ik moet een brief schrijven.
I have to write a letter.
schrijven {ww.}
to write

wij schrijven
jullie schrijven
zij schrijven

we write
you write
they write
» meer vervoegingen van to write

Moet ik een brief schrijven?
Do I have to write a letter?
Iedereen kan zijn eigen naam schrijven.
Anyone can write his own name.
componeren, maken, scheppen, schrijven {ww.}
to write 
to create 
to compose 

wij schrijven
jullie schrijven
zij schrijven

we write
you write
they write
» meer vervoegingen van to write

Hij kan nauwelijks zijn naam schrijven.
He can scarcely write his name.
schrijven {ww.}
to write

wij schrijven
jullie schrijven
zij schrijven

we write
you write
they write
» meer vervoegingen van to write

schrijven {ww.}
to write

wij schrijven
jullie schrijven
zij schrijven

we write
you write
they write
» meer vervoegingen van to write

compositie [v], samenstelling [v], vervaardiging [v], schrijven {zn.}
composition 
Er zitten een paar fouten in uw compositie.
There are few mistakes in your composition.
brief [m], epistel [o], missive [v], schrijven [o] {zn.}
letter 
spellen, schrijven {ww.}
to write
to spell

wij schrijven
jullie schrijven
zij schrijven

we write
you write
they write
» meer vervoegingen van to write

Kunt u dat alstublieft spellen?
Could you spell it please?
brief [m] (de ~), schrijven [o] (het ~) {zn.}
letter
missive
Hij zal een brief schrijven.
He will be writing a letter.
Ik ben een brief aan het schrijven.
I am writing a letter.


Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Engels

Moet ik een brief schrijven?

Do I have to write a letter?

Hij zal een brief schrijven.

He will be writing a letter.

Ik moet een brief schrijven.

I have to write a letter.

Iedereen kan zijn eigen naam schrijven.

Anyone can write his own name.

Vader is bezig brieven te schrijven.

Father is busy writing letters.

We zijn het verslag aan het schrijven.

We're in the process of writing the report now.

Hij kan nauwelijks zijn naam schrijven.

He can scarcely write his name.

Ze kan niet lezen of schrijven.

She cannot write or read.

Ik ben een brief aan het schrijven.

I am writing a letter.

Ik heb geen tijd om te schrijven.

I don't have time to write.

Ik ga morgen een brief schrijven.

I am going to write a letter tomorrow.

Ik wil niet schrijven met deze pen.

I don't want to write with this pen.

Vandaag begin ik een raplied te schrijven.

Today I start to write a rap song.

Verbeteren is soms moeilijker dan schrijven.

Correcting is sometimes harder than writing.

Ze is klaar met het schrijven van een brief.

She finished writing a letter.