Vertaling van aanvallen

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
aanvallen {ww.}
aanvallen {ww.}

ik zal aanvallen
jij zult aanvallen
hij/zij/het zal aanvallen

ik zal aanvallen
jij zult aanvallen
hij/zij/het zal aanvallen
» meer vervoegingen van aanvallen

aanvallen, toetasten {ww.}
aanvallen
toetasten {ww.}

ik zal aanvallen
jij zult aanvallen
hij/zij/het zal aanvallen

ik zal aanvallen
jij zult aanvallen
hij/zij/het zal aanvallen
» meer vervoegingen van aanvallen

attaqueren, tackelen, aantasten, aanvallen, aangrijpen {ww.}
attaqueren
tackelen
aantasten
aanvallen
aangrijpen {ww.}

ik zal aangrijpen
jij zult aangrijpen
hij/zij/het zal aangrijpen

ik zal attaqueren
jij zult attaqueren
hij/zij/het zal attaqueren
» meer vervoegingen van attaqueren

aanval (mv. aanvallen) [m], attaque, vlaag [v], offensief [o] {zn.}
aanval (mv. aanvallen) [m]
attaque
vlaag [v]
offensief [o] {zn.}
Aanval is de beste verdediging.
Aanval is de beste verdediging.
Met felle aanval
Met felle aanval
aanmaning [v], aanval (mv. aanvallen) [m] {zn.}
aanmaning [v]
aanval (mv. aanvallen) [m] {zn.}
bestrijden, ingaan, aanvallen, betwisten {ww.}
bestrijden
ingaan
aanvallen
betwisten {ww.}

ik zal aanvallen
jij zult aanvallen
hij/zij/het zal aanvallen

ik zal bestrijden
jij zult bestrijden
hij/zij/het zal bestrijden
» meer vervoegingen van bestrijden

Deze dag zal de geschiedenis ingaan.
Deze dag zal de geschiedenis ingaan.
Ik heb wat medicijnen nodig om de pijn te bestrijden.
Ik heb wat medicijnen nodig om de pijn te bestrijden.
storten, aanvallen, attaqueren {ww.}
storten
aanvallen
attaqueren {ww.}

ik zal aanvallen
jij zult aanvallen
hij/zij/het zal aanvallen

ik zal storten
jij zult storten
hij/zij/het zal storten
» meer vervoegingen van storten

Degenen die Jupiter in het verderf wil storten, ontneemt hij eerst hun zinnen
Degenen die Jupiter in het verderf wil storten, ontneemt hij eerst hun zinnen
aanval [m] (de ~) {zn.}
aanval [m] (de ~) {zn.}
aanval [m] (de ~), insult [o] (het ~) {zn.}
aanval [m] (de ~)
insult [o] (het ~) {zn.}
aanval (mv. aanvallen), voorhoede [m] (de ~) {zn.}
aanval (mv. aanvallen)
voorhoede [m] (de ~) {zn.}