Vertaling van baan

Inhoud:

Nederlands
Nederlands
baan [v], parcours {zn.}
baan [v]
parcours {zn.}
Ik zoek een baan.
Ik zoek een baan.
Mijn zus heeft een baan.
Mijn zus heeft een baan.
baan [v], kogelbaan {zn.}
baan [v]
kogelbaan {zn.}
Ik dacht net aan een nieuwe baan.
Ik dacht net aan een nieuwe baan.
Tom is op zoek naar een baan.
Tom is op zoek naar een baan.
baan {zn.}
baan {zn.}
Ik ben een baan aan het zoeken.
Ik ben een baan aan het zoeken.
baan [v] {zn.}
baan [v] {zn.}
baan [v], gang [m], rijstrook, overloop {zn.}
baan [v]
gang [m]
rijstrook
overloop {zn.}
De rijbaan werd gereduceerd tot één rijstrook.
De rijbaan werd gereduceerd tot één rijstrook.
Alstublieft mevrouw, ga uw gang!
Alstublieft mevrouw, ga uw gang!
baan [v], breedte [v] {zn.}
baan [v]
breedte [v] {zn.}
baan [v], spoor {zn.}
baan [v]
spoor {zn.}
baan [v], route [v], weg [m] {zn.}
baan [v]
route [v]
weg [m] {zn.}
plaats [v], baan [v], post, ambt [o], wachtpost, werkkring [m], betrekking [v] {zn.}
plaats [v]
baan [v]
post
ambt [o]
wachtpost
werkkring [m]
betrekking [v] {zn.}
plaats [v], baan [v], functie, ambt [o], werkkring [m], betrekking [v] {zn.}
plaats [v]
baan [v]
functie
ambt [o]
werkkring [m]
betrekking [v] {zn.}
Vanuit het ambt", "Vanwege de functie
Vanuit het ambt", "Vanwege de functie
banen, effenen, gladmaken, gladstrijken, uitstrijken {ww.}
banen
effenen
gladmaken
gladstrijken
uitstrijken {ww.}

ik baan
jij baant
hij/zij/het baant

ik baan
jij baant
hij/zij/het baant
» meer vervoegingen van banen

banen {ww.}
banen {ww.}

ik baan
jij baant
hij/zij/het baant

ik baan
jij baant
hij/zij/het baant
» meer vervoegingen van banen



Voorbeelden in zinsverband

Nederlands
Nederlands

Ik zoek een baan.

Ik zoek een baan.

Mijn zus heeft een baan.

Mijn zus heeft een baan.

Ik dacht net aan een nieuwe baan.

Ik dacht net aan een nieuwe baan.

Tom is op zoek naar een baan.

Tom is op zoek naar een baan.

Ik ben een baan aan het zoeken.

Ik ben een baan aan het zoeken.

Er is ijzel op de baan.

Er is ijzel op de baan.

Jouw baan hangt aan een zijden draadje.

Jouw baan hangt aan een zijden draadje.

Tom heeft het nooit over zijn baan.

Tom heeft het nooit over zijn baan.

Tom neemt zijn baan niet erg serieus.

Tom neemt zijn baan niet erg serieus.

De satelliet bevindt zich in een baan om de maan.

De satelliet bevindt zich in een baan om de maan.

Hij had het geluk een baan te vinden.

Hij had het geluk een baan te vinden.

Hoeveel moeite kost het om aan je eerste baan te komen?

Hoeveel moeite kost het om aan je eerste baan te komen?

Hij werkt niet alleen niet, maar zal ook geen baan vinden.

Hij werkt niet alleen niet, maar zal ook geen baan vinden.

Als zijn vrouw er niet voor hem was geweest, was hij niet van baan gewisseld.

Als zijn vrouw er niet voor hem was geweest, was hij niet van baan gewisseld.

Als je een baan vindt die je echt leuk vindt, hoef je nooit meer te werken.

Als je een baan vindt die je echt leuk vindt, hoef je nooit meer te werken.


Gerelateerd aan baan

parcours - kogelbaan - gang - rijstrook - overloop - breedte - spoor - route - weg - plaats - post - ambt - wachtpost - werkkring - betrekkingverplaatsen